ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2538

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900004-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met poging tot zware mishandeling tijdens politieachtervolging

Op 27 april 2010 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die tijdens een politieachtervolging met hoge snelheid tussen een politieauto en een geparkeerde auto doorreed. Dit gebeurde op het moment dat de politiefunctionarissen hun portieren openden om uit te stappen. De verdachte veroorzaakte een botsing met de politieauto, waarbij de inzittenden in gevaar werden gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de politiefunctionarissen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met het reclasseringsrapport dat aangaf dat de verdachte gemotiveerd was voor begeleiding vanwege zijn alcoholverslaving. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 380,-- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, namelijk poging tot zware mishandeling. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn intentie om niemand te verwonden, zich bewust was van de risico's van zijn handelen. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de gevolgen daarvan voor zowel de verdachte als de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/900004-10
Datum uitspraak: 27 april 2010
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [plaats] op [datum] 1982,
adres: [adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Rijnmond, HvB Noordsingel" te
Rotterdam.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 april 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.F.F. Gosschalk-Davidson, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. D.M. Gosen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht, inhoudende een meldingsgebod en een behandelverplichting.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 380,--, subsidiair 7 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A], een en ander vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) genoemde voorwerp, een personenauto, zal worden verbeurdverklaard.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting:
primair
hij op of omstreeks 31 december 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer perso(o)n(en),
te weten [A], hoofdagent en/of [B], brigadier, (beiden)
van regiopolitie Haaglanden van het leven te beroven, opzettelijk:
- als bestuurder van een personenauto heeft gereden op de Kamperfoeliestraat
en/of
- nadat/terwijl voornoemde [A] het politievoertuig, voorzien van in werking
zijnde blauw optische signalen, waarin [A] als bestuurder en/of die [B] als bijrijder zich bevonden, (schuin) op de rijbaan had geplaatst
en/of
- op dat politievoertuig is afgereden met een hoge snelheid en/of vervolgens
zijn snelheid heeft geminderd en/of
- waardoor en/of waarna die [A] begon met het verlaten van het
politievoertuig door het bestuurdersportier te openen en zijn been uit het
politievoertuig te steken en/of die [B] het bijrijders portier
opende en/of vervolgens uitstapte en/of zich gedeeltelijk buiten het
politievoertuig bevond en/of
- vervolgens zijn snelheid (weer) heeft verhoogd en/of
- vervolgens met hoge, althans niet geringe snelheid in de richting van (de
smalle ruimte tussen) dat politievoertuig (en een geparkeerd staande auto)
is gereden en/of
- waardoor hij, verdachte, met de personenauto de bestuurdersportier van het
politievoertuig raakte en/of de ruit versplinterde,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 31 december 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en) genaamd
[A], hoofdagent en/of [B], brigadier (beiden) van
regiopolitie Haaglanden, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet:
- als bestuurder van een personenauto heeft gereden op de Kamperfoeliestraat
en/of
- nadat/terwijl voornoemde [A] het politievoertuig, voorzien van in werking
zijnde blauw optische signalen, waarin [A] als bestuurder en/of die [B] als bijrijder zich bevonden, (schuin) op de rijbaan had geplaatst
en/of
- op dat politievoertuig is afgereden met een hoge snelheid en/of vervolgens
zijn snelheid heeft geminderd en/of
- waardoor en/of waarna die [A] begon met het verlaten van het
politievoertuig door het bestuurdersportier te openen en zijn been uit het
politievoertuig te steken en/of die [B] het bijrijderportier
opende en/of vervolgens uitstapte en/of zich gedeeltelijk buiten het
politievoertuig bevond en/of
- vervolgens zijn snelheid (weer) heeft verhoogd en/of
- vervolgens met hoge, althans niet geringe snelheid in de richting van (de
smalle ruimte tussen) dat politievoertuig (en een geparkeerd staande auto)
is gereden en/of
- waardoor hij, verdachte, met de personenauto de bestuurdersportier van het
politievoertuig raakte en/of de ruit versplinterde,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 31 december 2009 te 's-Gravenhage [A] en/of [B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers is/heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- als bestuurder van een personenauto gereden op de Kamperfoeliestraat
en/of
- nadat/terwijl voornoemde [A] het politievoertuig, voorzien van in werking
zijnde blauw optische signalen, waarin [A] als bestuurder en/of die [B] als bijrijder zich bevonden, (schuin) op de rijbaan had geplaatst
en/of
- op dat politievoertuig afgereden met een hoge snelheid en/of vervolgens
zijn snelheid geminderd en/of
- waardoor en/of waarna die [A] begon met het verlaten van het
politievoertuig door het bestuurdersportier te openen en zijn been uit het
politievoertuig te steken en/of die [B] het bijrijders portier
opende en/of vervolgens uitstapte en/of zich gedeeltelijk buiten het
politievoertuig bevond en/of
- vervolgens zijn snelheid (weer) verhoogd en/of
- vervolgens met hoge, althans niet geringe snelheid in de richting van (de
smalle ruimte tussen) dat politievoertuig (en een geparkeerd staande auto)
gereden en/of
- waardoor hij, verdachte, met de personenauto de bestuurdersportier van het
politievoertuig raakte en/of de ruit versplinterde.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde.
Verdachte is tijdens een achtervolging door de politie met een personenauto - met aanzienlijke snelheid - tussen een (dwars/schuin op de weg staand) opvallende politieauto en een geparkeerde auto gereden op het moment dat de beide politiefunctionarissen die zich in het politievoertuig bevonden hun autoportieren hadden geopend en doende waren om uit te stappen. De ruimte tussen de politieauto en de geparkeerde auto was niet toereikend voor de doorgang van een personenauto. Een botsing met de politieauto, waarin de beide politiefunctionarissen zich bevonden en de door verdachte bestuurde personenauto was daarvan het gevolg.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Het antwoord op de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat het met aanzienlijke snelheid botsen van een personenauto met een andere personenauto de aanmerkelijke kans meebrengt dat daardoor de inzittenden (en meer nog degenen die aan het uitstappen zijn) zwaar lichamelijk letsel oplopen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het weliswaar niet zijn bedoeling was om iemand te verwonden, maar dat hij ook wel weet dat dit bij een dergelijke botsing kan gebeuren.
De rechtbank leidt hieruit af dat ook bij verdachte de wetenschap van die aanmerkelijke kans aanwezig is geweest. Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of verdachte die aanmerkelijke kans op het zwaar lichamelijk letsel van de inzittenden ten tijde van de gedraging ook bewust heeft aanvaard, oftewel op de koop toe heeft toegenomen.
De bestuurder van het politievoertuig, verbalisant [A], heeft verklaard dat hij, toen hij doende was uit het politievoertuig te stappen, naar verdachte keek en hem recht in het gezicht aankeek. Vervolgens zag hij dat de auto weer snelheid vermeerderde en recht op hem afreed (proces-verbaal van aangifte d.d. 31 december 2009, pv-nummer 2009043146-1, p. 31-35). Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de aanmerkelijke kans dat aan voornoemde politiefunctionarissen zwaar lichamelijk letsel kon worden toegebracht bewust heeft aanvaard.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging:
hij op 31 december 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen genaamd
[A], hoofdagent en [B], brigadier, beiden van
regiopolitie Haaglanden, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet:
- als bestuurder van een personenauto heeft gereden op de Kamperfoeliestraat
en
- nadat voornoemde [A] het politievoertuig, voorzien van in werking
zijnde blauw optische signalen, waarin [A] als bestuurder en die [B] als bijrijder zich bevonden, (schuin) op de rijbaan had geplaatst
en
- op dat politievoertuig is afgereden met een hoge snelheid en vervolgens
zijn snelheid heeft geminderd en
- waardoor die [A] begon met het verlaten van het politievoertuig door
het bestuurdersportier te openen en zijn been uit het politievoertuig te steken
en die [B] het bijrijderportier opende en zich gedeeltelijk buiten het
politievoertuig bevond en
- vervolgens zijn snelheid heeft verhoogd en
- vervolgens met niet geringe snelheid in de richting van (de smalle ruimte tussen)
dat politievoertuig (en een geparkeerd staande auto) is gereden en
- waardoor hij, verdachte, met de personenauto het politievoertuig raakte en de ruit versplinterde,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft – tijdens een wilde achtervolging door de bebouwde kom met een personenauto met gedoofde verlichting - getracht aan politiefunctionarissen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met die personenauto op een dwars op de weg staande politieauto te botsen. Verdachte was daarbij onder invloed van alcohol en bestuurde de personenauto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte heeft hierbij geen oog gehad voor het zwaar lichamelijk letsel dat hij met zijn handelen bij de slachtoffers kon veroorzaken, maar heeft met zijn handelen zijn eigen belangen voorop gesteld, en geen enkel respect getoond voor het optredend gezag. Verdachte heeft bovendien tijdens de achtervolging zeer gevaarlijk gereden en geen enkel oog gehad voor andere weggebruikers.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 2 april 2010, opgesteld door R.H.M. Liekens, en het daarin opgenomen advies aan de rechtbank. Uit dit rapport komt naar voren en ook ter terechtzitting is gebleken dat verdachte open staat en gemotiveerd is voor begeleiding in het kader van een verplicht reclasseringscontact. Uit het rapport blijkt met name dat van groot belang is dat verdachte hulp krijgt voor zijn alcoholverslaving.
De rechtbank heeft kennis genomen van de ter terechtzitting door de officier van justitie gedane mededeling dat verdachte niet afzonderlijk zal worden vervolgd voor het besturen van een personenauto met een alcoholpromillage aanzienlijk hoger dan toegestaan en voor de vele andere verkeersovertredingen die hij gedurende de (wilde) achtervolging door de politie heeft begaan. De rechtbank houdt daar rekening mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Verdachte is – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister d.d. 2 januari 2010 – in het verleden veelvuldig met politie en justitie in aanraking gekomen en vele malen veroordeeld ter zake van onder meer rijden onder invloed en het besturen van een motorvoertuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Zeer recent, bij vonnis van de politierechter te ’s-Gravenhage van 3 augustus 2009, is verdachte nog veroordeeld voor drie verkeersdelicten, waaronder ook het gevaarzettende delict van artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Die veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan een misdrijf, begaan met een motorvoertuig, schuldig te maken. De rechtbank zal dat laten meewegen bij de aan verdachte op te leggen straf.
Op grond van al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en met in achtneming van het genoemde advies, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf passend.
De vordering van de benadeelde partij.
[A], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 380,--.
De rechtbank acht deze vordering als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 31 december 2009 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 380,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
Inbeslaggenomen voorwerpen.
Door de officier van justitie is verbeurdverklaring van de niet aan verdachte, maar aan mevrouw [C], de vriendin van verdachte, toebehorende personenauto gevorderd.
Verbeurdverklaring van een niet aan verdachte toebehorend voorwerp is alleen mogelijk, indien zich de situatie zoals bepaald in artikel 33a, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht voordoet. Nu de rechtbank daarvoor geen aanknopingspunten heeft aangetroffen in het dossier is verbeurdverklaring niet mogelijk.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding tot de teruggave aan de rechthebbende van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: een personenauto, [kenteken], Subaru Legacy 2.0 GL U 1993, kleur groen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 302 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de noemen bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, Regio Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling voor zijn (alcohol)problematiek bij de Forensische Polikliniek Palier te Den Haag of een soortgelijke instelling;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [A], een bedrag van € 380,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 380,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan mevrouw [C], wonende aan de [adres] van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: een personenauto, [kenteken], Subaru Legacy 2.0 GL U 1993, kleur groen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs E.C. van Veen, voorzitter,
E.E. Schotte en J.J.M. Gielen-Winkster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr P.B. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 april 2010.