ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2380

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/6992
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.B. Raaphorst
  • M. Noordegraaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongewenstverklaring en recht op vrij verkeer van personen binnen de EU

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 maart 2010 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die ongewenst was verklaard in Nederland. Eiser, gehuwd met een Nederlandse vrouw, stelde dat hij recht had op vrij verkeer binnen de EU en dat hij naar België wilde vertrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een geldig paspoort heeft en dat hij voldoende heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk naar Antwerpen zal gaan om bij familie te verblijven. De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden van artikel 59, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) was voldaan, omdat eiser zowel het voornemen als de gelegenheid had om Nederland onmiddellijk te verlaten. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de ongewenstverklaring in Nederland niet automatisch betekent dat België eiser de toegang zal ontzeggen op basis van een acute dreiging voor de openbare orde. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de onmiddellijke opheffing van de bewaring van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1748,- werden vastgesteld. De uitspraak werd ondertekend door rechter G.B. Raaphorst en griffier M. Noordegraaf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 10/6992, V-nummer: [v-nummer] ,
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank
inzake
[eiser] , wonende te Alphen aan den Rijn, eiser,
gemachtigde: mr. G.G.A.J. Adang, advocaat te Utrecht,
tegen
de Minister van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.C.M. Vissers, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 maart 2010.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
De rechtbank heeft de zitting van 12 maart 2010 bij beslissing geschorst teneinde verweerder in staat te stellen twee vragen te beantwoorden.
Het beroep is vervolgens heropent ter zitting van 19 maart 2010.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
De rechtbank heeft op 19 maart 2010 mondeling uitspraak gedaan.
Het verhandelde ter zitting
De rechter heropent de zitting en geeft partijen de gelegenheid hun standpunten nader toe te lichten op basis van de gewisselde stukken.
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder artikel 59, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) had moeten toepassen, aangezien eiser naar België wil vertrekken en daartoe de gelegenheid heeft en zijn toelating tot België op grond van het gemeenschapsrecht is gewaarborgd. Eiser is namelijk gehuwd met een Nederlands onderdaan, die op grond van het vrij personenverkeer toegang heeft tot België.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het onvoldoende concreet is dat eiser daadwerkelijk naar Antwerpen zal vertrekken en niet voldoende vaststaat dat vanwege de ongewenstverklaring eiser daadwerkelijk zal worden toegelaten tot België.
Eiser stelt dat er een geldig paspoort is om binnen de Unie te reizen en verweerder sluit niet uit dat er een paspoort is maar neemt dit niet voetstoots aan.
Gronden van de beslissing
De rechtbank oordeelt het beroep gegrond. Niet in geschil is dat eiser is gehuwd met een Nederlandse vrouw die met gebruikmaking van het vrije personenverkeer naar België kan vertrekken en aldaar verblijven.
Voorwaarden voor eiser om gebruik te maken van zijn afgeleide EU-recht voor vrij verkeer van personen zijn dat hij een geldig paspoort heeft en gehuwd is met EU-onderdaan.
De rechtbank is voldoende overtuigd dat er een geldig paspoort is en acht door eiser ter zitting voldoende concreet gemaakt dat hij daadwerkelijk naar Antwerpen gaat met zijn echtgenote om daar bij familie te verblijven totdat hij een geschikte behuizing in België heeft gevonden. Daarmee is er voldoende grond om tot de conclusie te komen dat aan artikel 59, derde lid, van de Vw2000 is voldaan, aangezien eiser zowel het voornemen als de gelegenheid heeft om onmiddellijk Nederland te verlaten. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de ongewenstverklaring in Nederland niet zondermeer leidt tot de conclusie dat België op grond van een acute dreiging van de openbare orde eiser de toegang zal ontzeggen.
De rechtbank ziet geen grond tot toekenning van schadevergoeding aangezien ten tijde van de oplegging van de maatregel nog geen grond was voor toepassing voor artikel 59, derde lid, van de Vw2000, omdat pas ter zitting van 19 maart 2010 het vertrek naar België door eiser voldoende is geconcretiseerd.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende bijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1748,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de reactie van eiser van 17 maart 2010 en 2 punten voor het verschijnen ter zittingen met een waarde per punt van € 437,- en wegingsfactor 1).
De rechtbank is niet gebleken dat eiser nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat aan eiser ter zake van dit geschil een toevoeging is verleend, dient voormeld bedrag aan proceskosten aan de griffier van de rechtbank te worden betaald.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring van eiser;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 1748,- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus opgemaakt door mr. G.B. Raaphorst, rechter, en door deze en M. Noordegraaf, griffier, ondertekend.