ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2040
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van zelfstandigenaftrek en ondernemingsverlies bij inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 maart 2010, staat de weigering van de zelfstandigenaftrek en het ondernemingsverlies van eiser centraal. Eiser, die in 2001 een eenmanszaak had ingeschreven onder de naam '[E]', had een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van ƒ 15.149, bestaande uit loon uit dienstbetrekking, een verlies uit onderneming en de zelfstandigenaftrek. De inspecteur van de Belastingdienst weigerde echter de aftrek van het ondernemingsverlies en de zelfstandigenaftrek, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn activiteiten een bron van inkomen vormden. De rechtbank oordeelde dat eiser met zijn activiteiten, tot het staken daarvan, alleen maar verlies had geleden en dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat er met die activiteiten redelijkerwijs positieve voordelen konden worden verwacht.
De rechtbank overwoog dat voor de kwalificatie als bron van inkomen vereist is dat de activiteit in het economische verkeer wordt verricht en dat de belastingplichtige met de activiteit subjectief voordeel beoogt, dat ook objectief kan worden verwacht. Eiser had niet aangetoond dat hij daadwerkelijk een onderneming dreef, en de activiteiten die hij verrichtte, waren niet gericht op het behalen van winst. De rechtbank concludeerde dat aan ten minste één van de vereisten voor een bron van inkomen niet was voldaan, waardoor de inspecteur terecht de aftrek had geweigerd.
Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.