ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2029

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1930 IB/PVV
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aftrek van ondernemingsverlies en zelfstandigeaftrek bij inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 maart 2009, staat de afwijzing van de aftrek van een ondernemingsverlies en de zelfstandigeaftrek centraal. Eiseres, die een onderneming drijft onder de naam [D] Adviesbureau, had een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van negatief ƒ 47.530 (€ 21.568) voor het jaar 2001. De inspecteur van de Belastingdienst weigerde echter de aftrek van het ondernemingsverlies en de zelfstandigeaftrek, wat leidde tot een geschil.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar ondernemingsactiviteiten een bron van inkomen vormden. Tot het moment van staking van de activiteiten had eiseres alleen maar verlies geleden en er waren geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wezen dat er redelijkerwijs positieve voordelen uit de activiteiten konden worden verwacht. De bewijslast voor de aftrekbaarheid van de juridische kosten en overige lasten lag bij eiseres, maar zij slaagde er niet in om deze te onderbouwen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de inspecteur op bezwaar, waarin de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 werd gehandhaafd, werd bevestigd. Eiseres had de uitnodiging voor de zitting niet opgevolgd, wat ook bijdroeg aan de beslissing van de rechtbank. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/1930 IB/PVV
Uitspraakdatum: 19 maart 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 6 maart 2007 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres voor het jaar 2001 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzeke-ringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 17.135 (€ 7.775).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2009.
Namens verweerder is [A] verschenen. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 15 januari 2009 aan [B] B.V. op het adres [a-straat 1-2] te [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit informatie van [C] is gebleken dat de uitnodiging op 16 januari 2009 op genoemd adres is uitgereikt.
Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het beroep van eiseres inzake de aan haar opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksver-zekeringen voor het jaar 2002, procedurenummer AWB 07/1929 IB/PVV. Al hetgeen in die zaak is aangevoerd en overgelegd wordt tevens geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
2.1 Eiseres drijft een onderneming onder de naam [D] Adviesbureau. De onderneming is gevestigd in [plaats 2] en de ondernemingsactiviteiten bestaan uit chauffeursdiensten en advisering. De resultatenrekening over 2001 vermeldt een totaal aan baten van ƒ 55.369 en een totaal aan lasten van ƒ 89.491 en sluit met een saldo verlies van ƒ 34.122 (€ 15.484). In de lasten is een bedrag voor "juridische kosten" begrepen van ƒ 6.449 en een bedrag voor "overige lasten" van ƒ 58.216. In de toelichting bij de jaarrekening zijn de overige lasten als volgt gespecificeerd:
tabel 1
2.2 Voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft eiser-es voor het jaar 2001 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van negatief ƒ 47.530 (€ 21.568).
2.3 Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder de in 2.1 vermelde juridische kosten en overige lasten niet als ondernemingskosten in aftrek toegelaten en de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- ƒ 47.530 + ƒ 6.449 + ƒ 58.216 = ƒ 17.135 (€ 7.775). Na daartegen door eiseres gemaakt bezwaar heeft verweerder de aanslag bij de bestreden uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
2.4 In geschil is of voormelde juridische kosten en de overige lasten in aanmerking kunnen worden genomen bij het bepalen van de winst uit onderneming van eiseres. Aangaande de overige lasten is meer specifiek in geschil of eiseres de aan [E] en [F] verstrekte lening en rekening courant vorderingen tot haar ondernemingsvermogen kon rekenen. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken.
2.5 De bewijslast voor de aftrekbaarheid van de juridische kosten en de overige lasten als ondernemingslasten, ligt bij eiseres. Waarvoor de juridische kosten zijn gemaakt heeft eiseres in het geheel niet vermeld en ter onderbouwing van haar stelling dat de vorderingen op [E] en [F] tot haar ondernemingsvermogen behoren heeft zij slechts gesteld dat [D] belang had bij het voortbestaan van [E] en [F]. Welk belang dat was heeft eiseres verder niet uiteengezet. Verder zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan kan worden aangenomen dat de desbetreffende lasten behoren tot het resultaat van de onderneming van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres dan ook niet in haar bewijs geslaagd.
2.6 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.7 De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van de griffier H. van Lingen.
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2009.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.