ECLI:NL:RBSGR:2010:BL4525
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslagen en vergrijpboeten bij gemoedsbezwaarde voor sociale verzekeringen
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 4 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, erkend gemoedsbezwaarde voor sociale verzekeringen, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had in zijn aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2001 tot en met 2004 aangegeven dat hij vrijgesteld was van de heffing van premie volksverzekeringen. Dit leidde tot teruggaven aan belasting en premie volksverzekeringen voor de betreffende jaren. Echter, in augustus 2006 kwam de inspecteur erachter dat de heffing van premievervangende belasting in voorgaande jaren ten onrechte niet was toegepast. Hierop volgden navorderingsaanslagen en vergrijpboeten voor de jaren 2002 tot en met 2004.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur met vertrouwen op de aangiften mocht afgaan en pas bij gerechtvaardigde twijfel een nader onderzoek moest instellen. Aangezien uit de aangiften niet zonder meer kon worden afgeleid dat eiser geen recht had op vrijstelling van premieheffing, was er geen sprake van ambtelijk verzuim dat navordering in de weg stond. Later onderzoek toonde aan dat de aangiften niet correct waren ingevuld, wat navordering rechtvaardigde. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de toelichting bij de aangifte voor 2001 niet voor andere jaren gold.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de navorderingsaanslagen en de in rekening gebrachte heffingsrente. Eiser werd in het ongelijk gesteld, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.