ECLI:NL:RBSGR:2010:BL3757
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een kort geding over de overlevering aan België en de rol van de Minister van Justitie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 februari 2010 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door eiser, die zich verzet tegen zijn overlevering aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Eiser was verdacht van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne en deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank te Amsterdam had eerder op 23 december 2009 de overlevering toegestaan, maar eiser was van mening dat hij in Nederland moest worden vervolgd en dat de detentieomstandigheden in België in strijd zouden zijn met de mensenrechten, met name de artikelen 3, 5 en 6 van het EVRM.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het instellen van een kort geding met dezelfde argumenten als eerder bij de rechtbank te Amsterdam, feitelijk neerkomt op een verkapt hoger beroep. De rechtbank benadrukte dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam, behalve cassatie in het belang der wet. Eiser had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een behandeling in kort geding rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van eiser, zowel primair als subsidiair, moesten worden afgewezen.
Daarnaast werd de rol van de Minister van Justitie besproken. Eiser had verzocht om een aanwijzing tot vervolging in Nederland, maar de voorzieningenrechter stelde vast dat de Minister geen verplichting heeft om tot vervolging over te gaan, ook niet op verzoek van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot het geven van een aanwijzing door de Minister van Justitie niet kon worden toegewezen, omdat dit in strijd zou zijn met de scheiding der machten. Eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding, die op € 1.078,-- werden begroot, en de beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.