ECLI:NL:RBSGR:2009:BM1289
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.C.H.M. Lips
- I.H.H.L. Kolthof
- Rechtspraak.nl
Geschil over verschuldigde heffingsrente en de hoogte daarvan in belastingzaak
In deze zaak, uitgesproken op 9 juli 2009 door de Rechtbank 's-Gravenhage, is het geschil ontstaan tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. [X], en de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Midden, kantoor Leiden. Het betreft de vraag of eiseres heffingsrente verschuldigd is en, indien dat het geval is, wat de hoogte van deze heffingsrente zou moeten zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van het belastbare inkomen uit werk en woning niet in geschil is, maar dat de discussie zich richt op de heffingsrente die door de inspecteur in rekening is gebracht. De inspecteur had een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2006 opgelegd, gedateerd op 8 november 2007, en daarbij € 8.213 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 11, derde lid, van de Algemene wet rijksbelastingen (Awr) de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt na drie jaren na het ontstaan van de belastingschuld. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de aanslag tijdig heeft opgelegd en dat er geen reden is om de heffingsrente te verminderen. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat de inspecteur in strijd heeft gehandeld met beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank verwerpt het beroep van eiseres en verklaart het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook verwezen naar relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie, waaronder een uitspraak van de Hoge Raad.