ECLI:NL:RBSGR:2009:BL1510
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M.J. Keltjens
- J.A. van Steen
- M. van Loenhoud
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en teruggeleiding van minderjarigen naar België
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 september 2009, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van twee minderjarigen, [minderjarige A.] en [minderjarige B.], naar België na een ongeoorloofde overbrenging naar Nederland. De rechtbank oordeelt dat er geen weigeringsgrond is als bedoeld in artikel 13 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV), ondanks het feit dat minder dan één jaar is verstreken sinds de overbrenging. De rechtbank stelt vast dat de minderjarigen zich verzetten tegen terugkeer, maar dat zij niet de mate van rijpheid hebben die rechtvaardigt dat met hun mening rekening wordt gehouden. De Raad voor de Kinderbescherming concludeert dat de kinderen zich weliswaar verzetten, maar dat hun ontwikkeling en behoeften beter tot hun recht komen in een gestructureerde omgeving, zoals die door de moeder wordt geboden.
De rechtbank gelast de onmiddellijke terugkeer van de minderjarigen naar België, maar stelt de terugkeer uit tot 30 oktober 2009 om hen de tijd te geven zich voor te bereiden en om een eventuele uitspraak in hoger beroep af te wachten. De rechtbank wijst ook op de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen, die op 3 september 2009 heeft plaatsgevonden. De beslissing tot teruggeleiding blijft echter onverlet, en de rechtbank benadrukt dat de Centrale Autoriteit in België kan worden ingeschakeld voor eventuele kinderbeschermingsmaatregelen.
De rechtbank beslist dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt en wijst het verzoek van de moeder om vergoeding van advocaatkosten door de vader af, omdat deze kosten niet als noodzakelijk worden beschouwd in het kader van het HKOV. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters, waarbij de belangen van de minderjarigen voorop staan.