ECLI:NL:RBSGR:2009:BK9834

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/9585
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake voorgenomen uitzetting naar Bagdad

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 december 2009 uitspraak gedaan over de voorgenomen uitzetting van eiser naar Bagdad, Irak. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie om hem uit te zetten, welke uitzetting gepland stond voor 11 februari 2009. De rechtbank oordeelde dat eiser geen belang had bij een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, aangezien de uitzetting niet had plaatsgevonden en er geen schade was geleden door het voornemen van de verweerder. De rechtbank benadrukte dat als de verweerder opnieuw zou willen uitzetten, hij eiser tijdig op de hoogte moest stellen, zodat eiser de mogelijkheid had om rechtsmiddelen aan te wenden.

De rechtbank stelde vast dat een uitspraak over de toekomstige uitzetting van eiser naar Bagdad geen oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit inhoudt, maar eerder een verklaring voor recht zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000 geen basis bieden voor het geven van een dergelijke verklaring. Bovendien was het onduidelijk of en wanneer de verweerder opnieuw zou proberen eiser uit te zetten, wat de rechtbank ertoe bracht te concluderen dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 09/9585, V-nummer: [v-nummer] ,
uitspraak van de meervoudige kamer
inzake
[eiser] , eiser,
gemachtigde: mr. M.C. Heijnneman, advocaat te Goes,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. R.C. van Keeken, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij faxbericht van 10 februari 2009 heeft eiser bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het voornemen hem op 11 februari 2009 uit te zetten naar Bagdad (Irak).
Eveneens op 10 februari 2009 heeft eiser de voorzieningenrechter van deze rechtbank en nevenzittingsplaats verzocht een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat hij niet mag worden uitgezet tot op zijn bezwaarschrift is beslist.
Bij uitspraak van 11 februari 2009 (procedurenummer AWB 09/4312) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en nevenzittingsplaats het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en verweerder verboden eiser uit te zetten tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op zijn bezwaar.
Bij besluit van 11 maart 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 18 maart 2009 beroep ingesteld.
Bij faxbericht van 8 mei 2009 heeft eiser de voorzieningenrechter van deze rechtbank en nevenzittingsplaats verzocht een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat hij niet mag worden uitgezet tot op zijn beroepschrift is beslist.
Bij uitspraak van 3 juni 2009 (procedurenummer AWB 09/16829) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en nevenzittingsplaats het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en verweerder verboden eiser uit te zetten tot vier weken na de bekendmaking van de uitspraak op zijn beroep.
Het beroep is op 27 oktober 2009 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Ter zitting heeft de rechtbank de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij ermee instemmen dat deze meervoudige kamer, mede op grond van het verhandelde ter zitting van 27 oktober 2009, zonder nadere zitting uitspraak doet op het beroep van eiser. Ter zitting hebben partijen deze toestemming gegeven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. wettelijk kader
Ingevolge artikel 63, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) kan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft en die niet binnen de bij deze wet gestelde termijn Nederland uit eigen beweging heeft verlaten, worden uitgezet.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is Onze Minister bevoegd tot uitzetting.
Artikel 72 van de Vw 2000 is onderdeel van hoofdstuk 7 (getiteld Rechtsmiddelen), afdeling 2 (getiteld Regulier), van deze wet.
Ingevolge artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 wordt voor de toepassing van deze afdeling met een beschikking gelijkgesteld een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig.
(Blijkens de wetsgeschiedenis kan deze bepaling onder omstandigheden gelden voor de uitzetting, bedoeld in artikel 63 van de Vw 2000.)
2.2. het bestreden besluit en het standpunt van verweerder ter zitting
2.2.1. Het bestreden besluit strekt tot ongegrondverklaring van het bezwaar van eiser tegen de voorgenomen uitzetting op 11 februari 2009. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, naar Bagdad mag worden uitgezet. De keuze van de route en bestemming ligt in geval van uitzetting bij de overheid. Uitzetting van eiser naar Bagdad is niet in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
2.2.2. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat geen nieuwe uitzettingsdatum bekend is. Als verweerder opnieuw wil proberen eiser uit te zetten, zal daarvan mededeling worden gedaan aan eiser en wordt hij in staat gesteld rechtsmiddelen aan te wenden tegen de voorgenomen uitzetting.
2.3. de gronden van beroep en het standpunt van eiser ter zitting
2.3.1. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat uitzetting naar Bagdad in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Bij aankomst op de luchthaven in Bagdad loopt eiser het risico van detentie. Voorts is zeer wel denkbaar dat zijn geld wordt afgenomen, zodat hij niet in staat zal zijn door te reizen naar Noord-Irak. Ter onderbouwing van dit betoog heeft eiser een aantal documenten overgelegd.
2.3.2. Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat hij belang heeft bij zijn beroep. Eiser is het niet eens met de gedragslijn van verweerder om personen afkomstig uit Noord-Irak uit te zetten naar Bagdad en hij heeft er belang bij dat verweerder wordt verboden opnieuw te proberen hem naar Bagdad uit te zetten. Voorts rijst de vraag of eiser tijdig in kennis zal worden gesteld van een nieuwe poging van verweerder om hem uit te zetten en of hij daar tijdig rechtsmiddelen tegen zal kunnen aanwenden.
2.4. het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen belang bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het bestreden besluit heeft betrekking op de rechtmatigheid van de voorgenomen uitzetting op 11 februari 2009. Deze uitzetting heeft geen doorgang gevonden, terwijl is gesteld noch gebleken dat eiser schade heeft geleden door het voornemen van verweerder hem op 11 februari 2009 uit te zetten.
Als verweerder opnieuw wil proberen eiser uit te zetten, zal verweerder het voornemen daartoe tijdig aan eiser bekend moeten maken, zodat eiser rechtsmiddelen kan aanwenden ter voorkoming van uitzetting. Ter zitting is namens verweerder desgevraagd bevestigd dat een dergelijke mededeling zal worden gedaan. Mede gelet op deze bevestiging ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat geen effectieve rechtsbescherming voor eiser mogelijk is in geval van een nieuwe poging van verweerder om hem uit te zetten.
2.4.2. Een uitspraak van de rechtbank over de vraag of eiser in de toekomst naar Bagdad mag worden uitgezet houdt geen oordeel in over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, maar is een verklaring voor recht. De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) noch de Vw 2000 biedt de mogelijkheid een dergelijke verklaring te geven. Overigens valt niet in te zien op basis waarvan de rechtbank een dergelijke verklaring zou moeten geven, nu niet bekend is of en wanneer verweerder opnieuw zal proberen eiser uit te zetten, of verweerder eiser naar Bagdad zal uitzetten en hoe de situatie in Bagdad op dat moment zal zijn.
2.4.3. De rechtbank komt tot de slotsom dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van belang.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.
2.4.4. Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mrs. C.J. van der Wilt en
A.M.J. Adriaansen, leden, en door de voorzitter en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.