ECLI:NL:RBSGR:2009:BK9194

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/38753, 08/38755
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning van alleenstaande minderjarige asielzoeker wegens onjuiste gegevens over herkomst

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 november 2009 uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunning van een alleenstaande minderjarige asielzoeker, eiseres, die onjuiste gegevens heeft verstrekt over haar afkomst. Eiseres had bij haar asielaanvraag aangegeven van Soedanese afkomst te zijn, terwijl later bleek dat zij uit Oeganda kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze onjuiste informatie het voor de staatssecretaris van Justitie onmogelijk maakte om adequaat onderzoek te doen naar de opvangmogelijkheden in een ander land van herkomst. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de verblijfsvergunning gerechtvaardigd was op basis van artikel 19 in samenhang met artikel 18, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiseres onjuiste gegevens had verstrekt die tot afwijzing van haar oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. De rechtbank heeft ook overwogen dat de jonge leeftijd van eiseres ten tijde van de aanvraag niet tot een ander oordeel kon leiden, aangezien zij op de belangrijke rol van waarheidsgetrouwe informatie was gewezen tijdens haar gehoor. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van asielzoekers om correcte informatie te verstrekken en de gevolgen van het verstrekken van onjuiste gegevens voor hun verblijfsstatus.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 08/38753 (beroep) AWB 08/38755 (voorlopige voorziening)
V-nr: *
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter
in het geding tussen:
eiseres en verzoekster [naam], geboren [datum] in 1984, van Oegandese nationaliteit, (eiseres),
gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq, advocaat te Haarlem
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde H.T.L. Reuser.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2006 is de aan eiseres verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 onder de beperking “voortgezet verblijf” met terugwerkende kracht tot 10 mei 1999 ingetrokken. Het hiertegen gemaakte bezwaar van 22 november 2006 is bij besluit van 8 maart 2007 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 27 mei 2008 (AWB 07/14832) is het hiertegen ingestelde beroep door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, gegrond verklaard en verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Op 30 september 2008 is eiseres gehoord door een ambtelijke commissie. Bij besluit van 7 oktober 2008 is wederom het gemaakte bezwaar van 22 november 2006 ongegrond verklaard. Het besluit vermeldt onder meer de rechtsgevolgen dat eiseres na bekendmaking van het besluit niet meer rechtmatig in Nederland verblijft en dat eiseres Nederland uit eigen beweging binnen 28 dagen moet verlaten.
Op 30 oktober 2008 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Volgens het besluit schort het beroep de rechtsgevolgen niet op. Bij brief van 30 oktober 2008 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Bij faxberichten van 15 december 2008 en 5 februari 2009 hebben respectievelijk eiseres en verweerder toestemming gegeven de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft hierop bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.
2. Feiten
In dit geding gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
1. Op 10 mei 1999 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 23 december 1999 is de asielaanvraag afgewezen. Aan eiseres is daarbij een verblijfsvergunning verleend onder de beperking “voor verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker (AMA)”, met ingang van 10 mei 1999 en geldig tot 10 mei 2000. Bij besluit van 24 januari 2002 is het hiertegen ingestelde bezwaar van 1 februari 2000 ongegrond verklaard. Met ingang van 10 mei 2002 is eiseres een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 onder de beperking “voortgezet verblijf” verleend, geldig tot 10 mei 2007.
2. Op 13 oktober 2005 heeft naar aanleiding van een naturalisatieverzoek van eiseres een analyse van het dossier van eiseres plaatsgevonden door Bureau Land en Taal. Hieruit is gebleken dat er aanwijzingen zijn dat Soedan mogelijk niet correct is opgegeven als land van herkomst. Uit het rapport van taalanalyse van 6 april 2006 is naar voren gekomen dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Soedan.
3. In de reeds genoemde uitspraak van 27 mei 2008 is - kort weergegeven en voor zover van belang - overwogen dat uit het bestreden besluit weliswaar blijkt dat eiseres onjuist heeft verklaard over haar land van herkomst, maar niet is gemotiveerd dat, of en waarom de vergunning destijds niet aan eiseres zou zijn verleend, als verweerder met de juiste gegevens omtrent haar herkomst bekend was geweest. De intrekkingsgrond beoogt te voorkomen dat asielzoekers die onjuiste gegevens hebben verstrekt hun daardoor verkregen positie behouden. Het uitgangspunt is om te beoordelen of evenmin een vergunning zou zijn verstrekt indien de juiste gegevens bekend waren, aldus deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem. Om die reden is dan ook het bestreden besluit van 8 maart 2007 vernietigd.
3. Overwegingen
Ten aanzien van het beroep
1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit - zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat de aan eiseres verleende verblijfsvergunning kan worden ingetrokken op grond van artikel 19 van de Vw 2000 in samenhang met artikel 18, eerste lid onder c, van de Vw 2000, nu is gebleken dat zij onjuiste gegevens heeft verstrekt. De omstandigheid dat de verblijfsvergunning ambtshalve is verleend, maakt dit niet anders.
Gelet op paragraaf C5/2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 kan verder ook, indien wordt vastgesteld dat onjuiste gegevens zijn verstrekt of relevante gegevens zijn achtergehouden en er nog geen periode van 12 jaren of langer is verstreken, de verblijfsvergunning worden ingetrokken. Eiseres kan zich dan ook niet als gevolg van het tijdsverloop beroepen op een gerechtvaardigd vertrouwen dat intrekking van de verblijfsvergunning achterwege zou blijven. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van 9 maart 2004 (LJN: AO5870) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS).
Ten aanzien van de vraag of aan eiseres ten tijde van haar asielaanvraag de verblijfsvergunning onder de beperking “verblijf als AMA” zou zijn verleend, indien gelet op het destijds geldende beleid destijds bekend was geweest dat eiseres niet uit Soedan maar uit Oeganda, zoals eiseres tijdens de hoorzitting van 30 september 2008 heeft verklaard, afkomstig is, overweegt verweerder dat dit niet het geval zou zijn geweest. Eiseres heeft immers destijds onjuiste gegevens verstrekt omtrent haar land van herkomst. Hierdoor is destijds onderzoek naar adequate opvang in enig ander land van herkomst dan Soedan onmogelijk gemaakt hetgeen voor rekening en risico van eiseres komt. Dat eiseres destijds te jong was om te kunnen begrijpen dat het onderzoek naar adequate opvang onmogelijk is gemaakt, wordt niet gevolgd omdat zij ter zitting van de ambtelijke commissie eveneens heeft verklaard dat het toentertijd niet goed voelde om deze onjuiste gegevens te verstrekken. Dat zij dit heeft gedaan omdat zij vreesde anders niet in Nederland te mogen verblijven, kan niet leiden tot een ander oordeel.
2. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Niet in geschil is dat eiseres niet uit Soedan afkomstig is, maar uit Oeganda. Echter, het feit dat eiseres uit Oeganda afkomstig is, maakt niet dat haar geen verblijfsvergunning onder de beperking “verblijf als AMA” zou zijn verleend nu destijds ook aan alleenstaande minderjarige vreemdelingen uit Oeganda dergelijke vergunningen werden verstrekt. Gelet op de jonge leeftijd die eiseres had ten tijde van haar asielaanvraag en het feit dat haar ouders niet voor haar konden zorgen, kan niet onverkort worden tegengeworpen dat eiseres onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst onmogelijk heeft gemaakt. Daarom is het bestreden besluit onzorgvuldig gemotiveerd.
3. Ingevolge artikel 19 van de Vw 2000 in samenhang met artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.
4. In paragraaf B14/2.6.3 en 2.7 en in B1/5.3.3 van de Vc 2000 is het beleid van verweerder ten aanzien van het intrekken van verblijfsvergunningen en ten aanzien van het verstrekken van onjuiste gegevens opgenomen. Blijkens dit beleid - voor zover van belang - wordt de ten onrechte verleende verblijfsvergunning ingetrokken, indien wordt vastgesteld dat er bij de verlening, verlenging of wijziging van de verblijfsvergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt of relevante gegevens zijn achtergehouden. Blijkens het beleid is niet van belang of het verstrekken van onjuiste gegevens dan wel het achterhouden van gegevens opzettelijk is gebeurd. Het gaat er om dat de onjuiste situatie wordt gecorrigeerd. Evenmin is van belang of de onjuiste gegevens zijn verstrekt of de juiste gegevens zijn achtergehouden door de vreemdeling zelf of andere belanghebbenden.
5. De toelichting op artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 (Kamerstukken II, 1999-2000, 26 732, nr. 7, p.26) vermeldt het volgende: “Met de intrekking van de verblijfsvergunning op grond van het feit dat er bij de verlening of verlenging onjuiste gegevens zijn verstrekt, wordt slechts beoogd de situatie te herstellen zoals die rechtens zou zijn geweest indien wel de juiste gegevens zouden zijn verstrekt. Zoals in de betreffende artikelen tot uitdrukking wordt gebracht, is de intrekking gericht op het ongedaan maken van de gevolgen die aan de onjuiste gegevens zijn verbonden. Met de intrekking van de vergunning wordt dan ook nadrukkelijk niet beoogd enig leed toe te voegen. Zij is louter van reparatoire en niet van punitieve aard. Om die reden is dan ook niet vereist dat de vreemdeling de onjuiste gegevens zelf heeft verstrekt, dat hij op de hoogte was van de verstrekking van de onjuiste gegevens of dat hij daarmee heeft ingestemd. Opzet van de vreemdeling of diens persoonlijke betrokkenheid in welke vorm dan ook, is evenmin vereist; dergelijke factoren zijn immers niet relevant voor de vraag welke beslissing rechtens de juiste zou zijn geweest indien er geen onjuiste gegevens waren verstrekt en derhalve evenmin voor de vraag of de bestaande situatie moet worden gecorrigeerd door intrekking van de ten onrechte verleende vergunning. Het gaat er bij de intrekking uitsluitend om dat de situatie wordt hersteld naar de situatie zoals die had behoren te zijn.”
6. Aan de orde is de vraag of op grond van artikel 19 j° artikel 18, eerste lid aanhef en onder c, van de Vw 2000, tot intrekking van de verblijfsvergunning kon worden overgegaan. Voor beantwoording van die vraag is bepalend of bij bekendheid met de juiste gegevens de ingetrokken vergunning zou zijn verleend.
7. Volgens het destijds geldende beleid - zoals neergelegd in de Tussentijdse Berichten Vreemdelingencirculaire van 12 maart 1996 (TBV 1996/1) - ten aanzien van AMA’s kan indien is vastgesteld dat de minderjarige niet in aanmerking komt voor een asielvergunning, op basis van de gegevens verkregen bij het eerste en nader gehoor worden besloten tot het instellen van een nader onderzoek naar de ouders van de minderjarige in het buitenland en/of aanverwanten van de minderjarige dan wel naar de aanwezigheid van andere adequate opvang, bijvoorbeeld door plaatselijke welzijnsinstellingen, in het land van herkomst. Niet in geschil is dat eiseres ten tijde van haar asielaanvraag het onjuiste gegeven heeft verstrekt dat zij van Soedanese afkomst is. Verweerder heeft in dit verband terecht gesteld dat door de achteraf onjuist gebleken Soedanese afkomst van eiseres het verweerder destijds onmogelijk is gemaakt onderzoek te doen naar adequate opvang in enig ander land van herkomst bijvoorbeeld in Oeganda. De vraag of eiseres indien zij de juiste gegevens zou hebben verstrekt in aanmerking zou zijn gekomen voor een verblijfsvergunning kan gelet hierop niet meer worden beantwoord, nu de omstandigheden waaronder eiseres destijds Oeganda heeft verlaten niet meer kunnen worden vastgesteld. Verweerder heeft zich terecht op het op het standpunt gesteld dat dit voor haar eigen rekening dient te komen. Het is immers aan de handelwijze van eiseres te wijten dat verweerder niet in staat is geweest dit onderzoek te doen. Dat eiseres destijds nog erg jong was, kan niet tot een ander oordeel leiden nu zij er bij haar nader gehoor op is gewezen dat het zeer belangrijk is de waarheid te spreken.
8. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
9. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
10. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
4. Beslissing
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 08/38753,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 08/38755,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C. Boeree, voorzitter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Soylu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2009.
De griffier
De voorzitter
Afschrift verzonden op:
Conc..: SSS
Coll.: JK
D: B
VK
Tegen de uitspraak op het beroep staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.