ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5592
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M.J. Keltjens
- J.A. van Steen
- M. van Loenhoud
- Rechtspraak.nl
Internationale kindontvoering en de rol van de minderjarigen in het terugleidingsverzoek
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 september 2009, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van twee minderjarigen, [A] en [B], naar België in het kader van internationale kindontvoering. De rechtbank heeft de Centrale Autoriteit en de raad voor de kinderbescherming ingeschakeld om onderzoek te doen naar de mening en de rijpheid van de minderjarigen. De raad concludeert dat hoewel de kinderen zich verzetten tegen terugkeer, zij niet de mate van rijpheid hebben die rechtvaardigt dat met hun mening rekening wordt gehouden. De rechtbank volgt deze conclusie en oordeelt dat er geen weigeringsgrond is op basis van artikel 13 van het Haagse Verdrag, aangezien de minderjarigen ongeoorloofd naar Nederland zijn overgebracht.
De rechtbank gelast de teruggeleiding van de minderjarigen naar België, maar stelt de terugkeer uit tot 30 oktober 2009 om hen de gelegenheid te geven zich voor te bereiden op de terugkeer en om een eventuele uitspraak in hoger beroep af te wachten. Tevens wordt er melding gemaakt van een voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen, die op 3 september 2009 heeft plaatsgevonden. De rechtbank benadrukt dat de beslissing tot teruggeleiding niet wordt beïnvloed door de lopende kinderbeschermingsmaatregelen in België.
De proceskosten worden door de rechtbank toegewezen aan de partijen, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de gemaakte kosten af, omdat de moeder kosteloos is vertegenwoordigd door de Centrale Autoriteit. De zaak illustreert de complexe afwegingen die gemaakt moeten worden in internationale kindontvoeringszaken, vooral met betrekking tot de belangen van de minderjarigen en de juridische kaders die van toepassing zijn.