ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4432

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/44657
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taalanalyse en herkomstbetwistingen in asielzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 oktober 2009 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de herkomst van de eiseres, een Somalische vrouw, ter discussie stond. De eiseres had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen op basis van twijfels over haar identiteit en herkomst. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van een taalanalyse die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) was uitgevoerd. De taalanalist concludeerde dat de spraak van de eiseres niet te herleiden was tot Zuid-Somalië, wat leidde tot de afwijzing van haar asielaanvraag.

Eiseres heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend en een contra-expertise overgelegd, uitgevoerd door een linguïst van Makano International. Deze contra-expertise stelde dat de eiseres wel degelijk afkomstig was uit het Abgaal-dialect, zoals gesproken in haar beweerde herkomstgebied. De rechtbank heeft de deskundigheid van de linguïst erkend, ondanks dat hij geen moedertaalspreker was, en heeft geconcludeerd dat de taalanalyse van de IND onvoldoende was om de afwijzing van de asielaanvraag te onderbouwen.

De rechtbank oordeelde dat de IND niet de juiste toets had toegepast bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiseres. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van de IND vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op € 644,- zijn vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige en onderbouwde taalanalyses in asielprocedures en de noodzaak voor de IND om de verklaringen van asielzoekers adequaat te toetsen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 08/44657
Datum uitspraak: 1 oktober 2009
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[eiseres],
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer],
van Somalische nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde mr. Y.G.F.M. Coenders,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Bij besluit van 27 november 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 18 september 2007 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Op 19 december 2008 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 augustus 2009. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L. Verheijen.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit – de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen – te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag, zakelijk weergegeven, het volgende relaas ten grondslag gelegd. Eiseres stelt afkomstig te zijn uit [naam plaats] te Zuid-Somalië. Haar zus is vermoord. Op 27 of 28 augustus 2007 is eiseres ontvoerd. Een paar weken daarna heeft zij weten te ontsnappen. Omdat zij bang was (ook) te worden vermoord, en zij niet wist waar haar familie was, heeft zij met behulp van haar oom Somalië verlaten. Daarnaast is eiseres besneden en daar is zij erg ziek van geworden.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Eiseres is toerekenbaar niet in het bezit van documenten die haar reis en reisroute kunnen vaststellen. Evenmin blijkt zij in staat of bereid te zijn om correcte verklaringen af te leggen inzake de door haar gestelde reis en reisroute. Daarom is artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, op eiseres van toepassing.
Op basis van de verklaringen van eiseres omtrent haar herkomstgebied, de gestelde etniciteit en wegens het ontbreken van identiteits- en nationaliteitsdocumenten,
kan de door eiseres opgegeven identiteit, herkomst en etniciteit niet als vaststaand worden aangenomen en is een taalanalyse-gehoor uitgevoerd, waarvan een geluidsopname is gemaakt. Uit de analyse van deze opname is gebleken dat de spraak van eiseres eenduidig niet te herleiden is tot Zuid-Somalië. Gelet hierop is niet geloofwaardig dat de herkomst van eiseres gezocht dient te worden in het zuiden van Somalië. Het rapport contra-expertise, uitgevoerd door Makano International, dat bestaat uit een rapport van een linguïst en een taaletnoloog/antropoloog, en de daarin opgenomen conclusies brengen verweerder niet tot een ander oordeel. Hiertoe verwijst verweerder naar het weerwoord van Bureau Land en Taal (hierna: BLT) van 24 november 2008, dat bij het besluit van 27 november 2008 is gevoegd.
Derhalve hecht verweerder geen geloof aan de door eiseres afgelegde verklaringen omtrent haar gestelde afkomst en de problemen die zij stelt te hebben ondervonden in Somalië en heeft verweerder dientengevolge geen aanleiding gezien eiseres een verblijfsvergunning te verlenen op één van de in artikel 29 van de Vw 2000 genoemde gronden.
4. Hiermee kan eiseres zich niet verenigen en daartoe wordt, samengevat weergegeven, het volgende aangevoerd.
Ten onrechte heeft verweerder artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 bij de beoordeling betrokken. Verweerder is niet afdoende ingegaan op de in de zienswijze genoemde argumenten.
Eiseres betwist dat zij onvoldoende of onjuiste informatie heeft verstrekt omtrent haar woonomgeving en clanafkomst. Bij verweerder is ten onrechte twijfel gerezen ten aanzien van de herkomst van eiseres.
Het rapport contra-expertise vormt een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid van de conclusies van de taalanalyse. Van de deskundigheid van de opsteller van de contra-expertise, een linguïst, dient te worden uitgegaan. De taalanalisten van BLT zijn geen linguïsten, waardoor hun kwalificaties minder zijn. BLT gaat ten onrechte niet in op het rapport van de taaletnoloog/antropoloog. Het argument dat zijn analyse geen bespreking behoeft, omdat hij geen linguïst is, overtuigt niet, aangezien de taalanalisten van BLT ook geen linguïst zijn. Bij brief van 7 juli 2009 heeft eiseres, in aanvulling op haar eerdere beroepsgronden, nog een nadere onderbouwing gegeven van de expertise van de linguïst en de taaletnoloog/antropoloog die de contra-expertises hebben uitgevoerd.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Ingevolge artikel 8:58, eerste lid, van de Awb kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. Naar het oordeel van de rechtbank dient de bij faxbericht van 26 augustus 2009 zijdens verweerder ingebrachte reactie van BLT van eveneens 26 augustus 2009, te worden aangemerkt als een nader stuk, als bedoeld in deze bepaling. Nu eiseres, zoals ter zitting desgevraagd door haar gemachtigde is aangegeven, in haar processuele belangen wordt geschaad doordat zij niet inhoudelijk op dit stuk kan reageren, ziet de rechtbank aanleiding dit stuk bij haar beoordeling van het geding buiten beschouwing te laten.
7. De rechtbank begrijpt het besluit, gelet op de bewoordingen daarvan, aldus dat als gevolg van de door eiseres afgelegde verklaringen bij verweerder twijfel is gerezen over de door haar gestelde identiteit, herkomst en etniciteit, welke aanleiding is geweest voor het uitvoeren van een taalanalyse. Niet beoogd is, zo heeft verweerders gemachtigde ter zitting desgevraagd bevestigd, de conclusie ten aanzien van de herkomst van eiseres (zelfstandig) te baseren op deze onjuist bevonden verklaringen.
8. Zoals de rechtbank voorts begrijpt uit het besluit, en ter zitting is deze lezing namens verweerder bevestigd, heeft verweerder teneinde in onderhavige zaak tot zijn ongeloofwaardigheidsoordeel te komen niet de toets van de positieve overtuigingskracht gehanteerd, maar is, gelet op de conclusies van de taalanalyse, geconcludeerd tot algehele ongeloofwaardigheid van het asielrelaas. Aangezien verweerder aan de vaststelling in het besluit dat artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 op eiseres van toepassing is, geen gevolgtrekkingen heeft verbonden voor wat betreft het toe te passen geloofwaardigheidskader, ziet de rechtbank aanleiding de beoordeling van de vraag of verweerder artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 heeft kunnen toepassen achterwege te laten.
9. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte is gaan twijfelen over de door eiseres gestelde woonplaats. De rechtbank begrijpt dit betoog aldus
dat eiseres daarmee heeft beoogd te stellen dat verweerder ten onrechte aanleiding heeft gezien een taalanalyse te laten uitvoeren. Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
10. Ten aanzien van haar gestelde identiteit en nationaliteit heeft eiseres geen documenten overgelegd. Evenmin heeft eiseres de door haar genoemde woonplaatsen op een juiste wijze ten opzichte van [naam plaats], haar geboorteplaats, kunnen situeren. De in dit verband in de brief van 22 november 2007 gegeven verklaring dat eiseres niet op de hoogte lijkt te zijn van de windrichtingen, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerder niet heeft kunnen twijfelen aan de herkomst van eiseres. Uit de van de gehoren opgestelde rapporten is niet op te maken dat eiseres geen weet heeft van de windrichtingen. Dat eiseres nooit enig onderwijs heeft gevolgd en dat alleen een persoon die vaak met kaarten wordt geconfronteerd plaatsen buiten de eigen woonplaats in de goede windrichting kan plaatsen, zoals in beroep respectievelijk in de zienswijze is betoogd, heeft verweerder niet tot een ander oordeel hoeven brengen.
Reeds uit het vorengaande, en gelet op het bepaalde in artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, waarin als uitgangspunt is vermeld dat het aan de vreemdeling is om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover verweerder aannemelijk te maken, en niet aan de staatssecretaris om het tegendeel aannemelijk te maken, volgt dat verweerder heeft kunnen twijfelen aan de herkomst van eiseres en daarin aanleiding heeft mogen zien een taalanalyse te verrichten. Ten overvloede merkt de rechtbank in dit kader nog op dat eiseres bij brief van 22 november 2007 verweerder heeft verzocht bij twijfel over haar herkomst een taalanalyse te verrichten.
11. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 maart 2005 in zaak no. 200409345/1, JV 2005/188), komt de minister, door in het kader van het onderzoek naar de nationaliteit, dan wel naar het land of de plaats van herkomst van de desbetreffende vreemdeling, een taalanalyse te laten uitvoeren, deze vreemdeling tegemoet bij de voldoening aan de op hem rustende verplichting om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, in het geval twijfel is gerezen aan de gestelde identiteit en nationaliteit. Wanneer de taalanalyse deze twijfel niet wegneemt, kan de desbetreffende vreemdeling deze door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen. Hiertoe kan hij de band waarop het gesprek ten behoeve van de taalanalyse is opgenomen, door een zelf gekozen deskundige laten beoordelen en het rapport taalanalyse zonodig van commentaar laten voorzien.
12. In het rapport taalanalyse van 13 februari 2008 heeft de taalanalist geconcludeerd dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid-Somalië, omdat zij Somalisch spreekt dat niet gangbaar is in Zuid-Somalië, zij zeer veel moeite doet om Zuid-Somalische elementen in haar spraak te vermengen, hetgeen onnatuurlijk overkomt en waarin zij niet consequent is, en gedurende het taalanalysegesprek het duidelijk blijft dat haar natuurlijke tongval van Noord-Somalië is. Aan de hand van haar spraak is het niet mogelijk een uitspraak te doen over haar beweerde etniciteit. Over haar landenkennis wordt opgemerkt dat zij over haar (beweerde) herkomstgebied weliswaar enige informatie verstrekt, maar dat die algemeen van aard is, en niet uitgebreid en gedetailleerd.
13. Bij brief van 15 september 2008 heeft eiseres een rapport van 25 augustus 2008 van Makano International toegezonden. De conclusie van dit rapport luidt dat eiseres eenduidig is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen [naam plaats], provincie [naam plaats 2], in Zuid-Somalië.
14. Volgens het weerwoord van 25 augustus 2008 van het BLT op de contra-expertise – samengevat weergegeven – heeft eiseres met dit rapport de als gevolg van de taalanalyse gerezen twijfel niet weggenomen. Daartoe merkt het BLT op dat de linguïst geen moedertaalspreker is en hij bij zijn analyse niet de specifieke expertise van een moedertaalspreker heeft geraadpleegd, hetgeen wel gangbaar is in de taalkunde. De aanwezigheid van Zuid-Somalische elementen in haar spraak maakt naar het inzicht van het BLT nog niet dat haar spraak is te herleiden tot Zuid-Somalië. De linguïst laat zich niet uit over de vraag of de aanwezige Zuid-Somalische kenmerken in de spraak van eiseres authentiek zijn. De taalsituatie in [naam plaats] zoals die wordt omschreven door de linguïst komt niet overeen met wat bekend is uit bronnen. De linguïst uit kritiek op de taalanalyse, maar deze is niet terecht. De analyse van de taaletnoloog/antropoloog heeft het BLT buiten beschouwing gelaten, omdat hij geen relevante ervaring heeft met het uitvoeren van taalkundig onderzoek.
15. Bij brief van 20 januari 2009 heeft eiseres aangevoerd dat de nadruk die het BLT in zijn weerwoord legt op de expertise van een moedertaalspreker in linguïstische kringen omstreden is. De taalanalisten van het BLT zijn geen linguïsten, waardoor hun kwalificaties minder zijn dan die van de linguïst. Het BLT gaat ten onrechte niet in op het eveneens overgelegde rapport van de taaletnoloog/antropoloog. Het argument dat zijn analyse geen bespreking behoeft, omdat hij geen linguïst is, overtuigt niet, aangezien de taalanalisten van het BLT ook geen linguïst zijn. Het is volgens eiseres onduidelijk waarop de taalanalist van het BLT de conclusie baseert dat de linguïst zich in zijn rapport niet uitlaat over de vraag of de aanwezige Zuid-Somalische kenmerken in de spraak van eiseres authentiek zijn.
16. Zoals de Afdeling meerdermaals heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 29 maart 2007 in zaak nr. 200607305/1; JV 2007/230), is, gelet op de in het Werkkader Taalanalisten Immigratie- en Naturalisatiedienst voorziene selectieprocedure, de wijze van begeleiding door wetenschappelijk opgeleide linguïsten en de kwaliteitscontroles op de taalanalyses door middel van cross-checks, de deskundigheid van taalanalisten werkzaam bij het BLT voldoende gewaarborgd. Het betoog van eiseres dat de taalanalisten geen linguïsten zijn, waardoor hun kwalificaties minder zijn dan die van een linguïst, volgt de rechtbank dan ook niet.
17. Ten aanzien van verweerders standpunt dat de geraadpleegde linguïst niet als een deskundige kan worden aangemerkt, overweegt de rechtbank als volgt.
18. Een op verzoek van de desbetreffende vreemdeling verrichte taalanalyse, moet om als contra-expertise te kunnen dienen, blijkens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 27 september 2005 in zaak nr. 200503303/1), op zorgvuldige wijze, met de nodige waarborgen omkleed, door een onafhankelijke deskundige te worden verricht. De aldus verkregen onderzoeksresultaten kunnen slechts als tegenbewijs worden aangemerkt, indien controleerbaar is door wie en onder welke omstandigheden het desbetreffende onderzoek heeft plaatsgevonden.
19. In het rapport contra-expertise is ten aanzien van de linguïst vermeld dat hij een van de oudste linguïsten van zijn generatie is die nog doceert. Hij komt vaak als gastdocent in een grote West-Europese universiteit, waar hij de masteropleiding Somalische linguïstiek verzorgt. Hij heeft veel publicaties in de Somalische taal en linguïstiek op zijn naam staan.
Uit het bij eerdergenoemde brief van 7 juli 2009 gevoegde curriculum vitae komt voorts naar voren dat hij in 1946 is begonnen met het leren van het Somalisch, hij sinds 1967 linguïst is in de Somalische taal, hij zestien dialecten spreekt op moedertaalniveau en hij tal van publicaties op zijn naam heeft staan, waarvan zijn laatste werken zijn gepresenteerd aan de Universiteit van Moskou (in 2005) en aan de Universiteit van Berlijn (in 2006).
Uit de bij het rapport gevoegde nadere informatie van Makano International blijkt dat om als analist te kunnen optreden aan de door Makano International gestelde kwaliteitseisen moet worden voldaan (pagina 51 en 56).
Deze gegevens zijn controleerbaar en bieden geen grond voor het oordeel om aan de deskundigheid van de linguïst te twijfelen. Het rapport van deze linguïst moet reeds hierom als een deskundig tegenadvies worden beschouwd. Zoals uit bestendige Afdelingsjurisprudentie volgt (onder meer de uitspraak van 7 augustus 2007 in zaak nr. 200703619/1, www.raadvanstate.nl) vloeit voort dat de enkele omstandigheid dat de opsteller van een contra-expertise geen moedertaalspreker is, onvoldoende reden is om deze niet deskundig te achten. Het betoog dat een opsteller van een contra-expertise slechts dan als deskundige kan worden aangemerkt, indien de selectieprocedure en het
toezicht waaraan hij is onderworpen aan die van het BLT gelijkwaardig zijn, slaagt evenmin. De rechtbank verwijst in dit verband naar de Afdelingsuitspraak 20 september 2007 (200703094/1). Het standpunt dat niet duidelijk is of Makano International de guidelines heeft ondertekend en de linguïst Somalië niet vaak heeft bezocht, brengen de rechtbank in dit verband niet tot een ander oordeel.
20. Vervolgens staat ter beoordeling de vraag of eiseres met het rapport van de linguïst concrete aanknopingspunten heeft aangedragen voor twijfel aan de juistheid van de taalanalyse.
21. De linguïst heeft in zijn rapport contra-expertise aangegeven, en met tal van voorbeelden toegelicht, dat eiseres woorden en uitdrukkingen gebruikt, afkomstig uit het Abgaal, zoals dat gesproken wordt in [naam plaats] en [naam plaats 2]. Voorts geeft hij aan dat zij een uitstekende kennis heeft van haar gestelde herkomstgebied, de banden tussen de verschillende lokale stammen en de culturele bijzonderheden. Aldus heeft deze linguïst gemotiveerd geconcludeerd dat hij geen twijfel heeft omtrent de herkomst van eiseres, waarbij het Somalisch dat eiseres spreekt en de details die zij heeft gegeven omtrent haar gestelde plaats van herkomst zijn betrokken.
Voor zover verweerder BLT erop gewezen heeft dat in de spraak van eiseres zowel Noord-Somalische als Zuid-Somalische kenmerken te vinden zijn en de linguïst in zijn rapport had moeten ingaan op de vraag of de in de spraak van eiseres aanwezige Zuid-Somalische kenmerken authentiek zijn, brengt dit de rechtbank niet tot een andersluidend oordeel. Hiertoe acht de rechtbank redengevend, naast de in eerdergenoemd rapport opgenomen eenduidige conclusies ten aanzien van de herkomst van eiseres, dat de linguïst niet betoogd heeft dat in [naam plaats] Noord-Somalisch wordt gesproken, maar dat het aldaar gesproken Abgaal beïnvloed (“contaminated”) is door naburige dialecten, waaronder dialecten met Noord-Somalische taaleigenschappen, als gevolg van migratiestromen. Dat dit een ongefundeerde stelling is, zoals BLT in het weerwoord aanvoert, mist feitelijke grondslag en is niet goed te rijmen met het in het weerwoord opgenomen citaat van dr. Didier Morin, waaruit blijkt dat, wegens geografische ligging en industriële ontwikkelingen, veel migranten, ook Noord-Somalisch sprekenden, zich in [naam plaats 2] hebben gevestigd.
22. Met vorenbedoeld rapport zijn naar het oordeel van de rechtbank reeds concrete aanknopingspunten aangedragen voor twijfel aan de juistheid van de conclusies van de door het BLT verrichte taalanalyse. Dit brengt met zich dat de taalanalyse niet kan gelden als een voldoende draagkrachtige onderbouwing van het standpunt van verweerder, dat niet geloofwaardig is dat eiseres daadwerkelijk afkomstig is uit Zuid-Somalië. Het rapport van de taaletnoloog/antropoloog, en hetgeen verweerder ten aanzien van zijn deskundigheid heeft opgemerkt, behoeft daarom geen bespreking meer.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te raadplegen, zoals door eiseres is verzocht.
23. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, hetgeen in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank verklaart
het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
24. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, acht de rechtbank termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van 322,- per punt en wegingsfactor 1).
25. Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 27 november 2008;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,-. Dit bedrag dient te worden betaald aan de griffier van deze nevenzittingsplaats, waarvoor verweerder een nota zal worden toegestuurd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.S.M. Bak, voorzitter, en mr. W.F. Bijloo en mr. A.M. Overbeeke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Barzilay als griffier.
de griffier de voorzitter?
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2009