ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4072

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/40991
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling en belangenafweging na twaalf maanden

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 november 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een Irakese vreemdeling. De eiser was vanaf 14 november 2008 tot zijn uitzetting op 4 november 2009 in bewaring geweest. Na zijn terugkeer in Nederland op 6 november 2009 werd hij opnieuw in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de eerdere periode van bewaring in acht moest worden genomen, waardoor de totale duur van de bewaring op dat moment twaalf maanden bedroeg. De rechtbank benadrukte dat na twaalf maanden de belangenafweging in het voordeel van de vreemdeling dient uit te vallen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. In dit geval was er geen bewijs van bijzondere omstandigheden en was er ook geen concrete datum voor de uitzetting vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de bewaring en wees het verzoek om schadevergoeding af. De proceskosten werden toegewezen aan de eiser, met de Staat der Nederlanden als vergoedingsplichtige partij.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 09/40991
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
van Iraakse nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer],
thans verblijvende op de detentieboot te Dordrecht,
raadsvrouwe mr. S. de Schutter,
eiser;
en
De Staatssecretaris van Justitie,
vertegenwoordigd door mr. M.P. Gaal-de Groot,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1. Procesverloop
Op 6 november 2009 is eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert (artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000).
Op 9 november 2009 heeft eiser tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 november 2009. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouwe. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat een belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen, omdat zijn bewaring, gelet op de termijn van de vorige bewaring, nu twaalf maanden voortduurt.
De rechtbank overweegt als volgt.
In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 oktober 2009 (LJN BK1633) is bepaald dat bij de belangenafweging bij de oplegging van de bewaring alle relevante omstandigheden, waaronder ook de duur van de eerdere bewaring in een recent verleden en de periode gedurende welke de vreemdeling sinds de opheffing in vrijheid is geweest, dienen te worden betrokken.
Gebleken is dat eiser vanaf 14 november 2008 tot zijn uitzetting met escortes op 4 november 2009 in bewaring heeft verbleven. Echter hebben de Irakese autoriteiten hem de toegang geweigerd. Eiser is na zijn terugkeer in Nederland op 6 november 2009 opnieuw in bewaring gesteld. Gelet op het voorgaande en gelet op voormelde uitspraak van de Afdeling van 15 oktober 2009 is de rechtbank van oordeel dat de eerdere periode waarin eiser in vreemdelingenbewaring heeft gezeten in acht dient te worden genomen bij de toepassing van onderhavige maatregel. Er moet er daarom vanuit worden gegaan dat de duur van de bewaring thans twaalf maanden is.
Volgens onderdeel A6/5.3.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000, voor zover thans van belang, geldt als beleidsuitgangspunt dat als de bewaring voortduurt, het belang van de vreemdeling om in vrijheid gesteld te worden groter wordt. In de jurisprudentie van de rechtbanken wordt er doorgaans van uitgegaan dat na zes maanden bewaring het belang van de vreemdeling om in vrijheid gesteld te worden in het algemeen zwaarder weegt dan het algemeen belang om de vreemdeling ter fine van uitzetting in bewaring te houden. Onder omstandigheden kan die termijn evenwel langer dan wel korter zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de belangenafweging na twaalf maanden in het voordeel van de vreemdeling uit te vallen, behoudens bijzondere omstandigheden. Dat een vreemdeling ongewenst is verklaard en het onderzoek naar de vaststelling van zijn identiteit of nationaliteit frustreert vormt voor de rechtbank bij afweging van alle betrokken belangen geen aanleiding de bewaring langer dan twaalf maanden te laten voortduren. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken bijzondere omstandigheden en wordt daarbij in aanmerking genomen dat evenmin is gebleken dat de feitelijke uitzetting op een concrete datum, gelegen kort na het verstrijken van de twaalf maanden, is voorzien.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de opheffing van de bewaring zal worden bevolen. Voor toekenning van schadevergoeding acht de rechtbank geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.W. Akkerman, als rechter, en door deze en
P.P. van Essen - van 't Ende als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
20 november 2009.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.