ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0423
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geloofwaardigheid van asielaanvraag van Iraanse christen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage zich gebogen over de asielaanvraag van een Iraanse man die zich tot het christendom had bekeerd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris van Justitie niet kon worden gevolgd in zijn stellingen over de geloofwaardigheid van de bekering van eiser. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd benadrukt dat de geloofsbeleving van de vreemdeling van groot belang is en niet enkel de feitelijke kennis van het geloof. Eiser had verklaard dat zijn bekering een geleidelijk proces was en dat hij zich steeds meer aangetrokken voelde tot het christendom. Hij had tijdens de gehoren wel degelijk redenen voor zijn bekering aangegeven, maar de Staatssecretaris had onvoldoende gemotiveerd waarom deze redenen niet als oprecht konden worden beschouwd.
De rechtbank stelde vast dat de Staatssecretaris zich te veel had gefocust op de feitelijke kennis van de Bijbel en de rituelen van het christendom, terwijl de vraag hoe eiser tot zijn geloof was gekomen en hoe hij zijn geloofsbeleving vormgaf, onvoldoende was onderzocht. De rechtbank wees erop dat eiser pas kort voor zijn vertrek uit Iran was bekeerd en dat het voor hem moeilijk was om informatie over het christendom te verkrijgen in Iran. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de motivering van het bestreden besluit onvoldoende was en dat het beroep gegrond werd verklaard.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van 10 maart 2009 en bepaalde dat de Staatssecretaris opnieuw op de aanvraag moest beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de geloofsbeleving van asielzoekers en de noodzaak om niet enkel te focussen op feitelijke kennis.