Afdeling 1, meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/1091 WOW44
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[A], wonende te [plaats], eiser,
gemachtigde M.R. Plug
het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder.
Bij besluit van 1 februari 2005 heeft verweerder eiser geweigerd vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vernieuwen van de gevelbekleding van een warenhuis aan de [adres 1] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Westland, locatie [nummer].
Bij besluit van 11 december 2007, verzonden op 4 januari 2008, heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften Westland (de commissie) van 17 oktober 2007, het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 14 februari 2008, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft een nader stuk overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Het beroep is op 10 juni 2009 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M.R. Plug, advocaat te Delft.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B].
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. Verder zijn bij de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro op 1 juli 2008 enkele bepalingen van de Woningwet (Wow) gewijzigd. Aangezien de aanvraag om bouwvergunning en impliciet dus ook het verzoek om vrijstelling dateert van vóór 1 juli 2008, zijn in dit geval nog de bepalingen van de WRO en de Wow van toepassing zoals deze destijds, vóór 1 juli 2008 luidden.
Het bouwplan, waarvoor eiser op 2 november 2004 een aanvraag om reguliere bouwvergunning heeft ingediend, voorziet in het gedeeltelijk vernieuwen van de gevelbekleding van het pand [adres 1] te [plaats] door middel van het plaatsen van sandwichpanelen, over een lengte van circa 86,4, 47 en 24,5 meter. De noordoost en zuidoost gevel zijn geheel van panelen voorzien. De noordwest gevel is hiervan gedeeltelijk voorzien.
In het advies van de commissie, dat verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, is overwogen dat geen sprake is van een verandering van niet ingrijpende aard, omdat het bouwplan een verandering van het aanzien van het gebouw betreft die zichtbaar is van de weg. Door het plaatsen van de panelen is het bouwwerk niet meer aan te merken als een kas in de zin van de begripsbepalingen van het bestemmingsplan. Om die reden is geen sprake meer van glastuinbouw, als bedoeld in artikel 1, lid 17, van de planvoorschriften. Er is daarom volgens de commissie geen sprake van een agrarisch bedrijf. Het plaatsen van de panelen is derhalve in strijd met het bestemmingsplan. In het kader van de vraag of vrijstelling kan worden verleend heeft de commissie overwogen dat het bouwplan niet past binnen het provinciaal beleid, op grond waarvan het perceel binnen een glastuinbouw-concentratiegebied valt. Evenmin past het bouwplan in het gemeentelijk beleid dat is gericht op verdere ontwikkeling van het glastuinbouwconcentratiegebied. Het door eiser gedane beroep op het gelijkheidbeginsel kan naar de mening van de commissie niet slagen, omdat geen sprake is van gelijke gevallen, dan wel onduidelijk is waar de overgelegde foto's zijn genomen.
Eiser heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 24 december 2003, LJN: AO0909, gesteld dat de door hem aangebrachte sandwichpanelen bouwvergunningvrij zijn.
Daarnaast heeft verweerder volgens eiser onzorgvuldig gehandeld door het advies van de Agrarische beoordelingscommissie (hierna: Abc) van 29 december 2006 pas op 11 oktober 2007 aan eiser toe te sturen.
Eiser heeft hangende beroep een advies van Agri Compleet van 28 februari 2008 over-gelegd waaruit volgens hem blijkt dat de conclusie van de Abc dat het aanbrengen van de panelen niet doelmatig zou zijn onhoudbaar is, alsmede dat de panelen evident positieve effecten hebben op de teelt van de gewassen. Verweerder heeft dan ook ten onrechte overwogen dat de panelen geen agrarische functie hebben. De bouw van de panelen is om die reden niet in strijd met het bestemmingsplan, aldus eiser.
Eiser heeft voorts gesteld dat het feit dat enkele wanden van panelen zijn voorzien niet met zich brengt dat niet langer gesproken kan worden van een warenhuis.
Voor zover een bouwvergunning al benodigd is bestond voor verweerder geen aanleiding deze te weigeren. Indien verweerder desondanks terecht tot het oordeel is gekomen dat de panelen niet passen binnen de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan, had het op de weg van verweerder gelegen om vrijstelling te verlenen. Verweerder heeft naar de mening van eiser onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd waarom geen medewerking kan worden verleend aan vrijstelling. Ten slotte heeft eiser in het kader van het beroep op het gelijkheidsbeginsel een aantal foto's van andere van sandwichbeplating voorziene warenhuizen overgelegd.
In reactie op het advies van Agri Compleet van 28 februari 2008 heeft verweerder een rapport van de Abc van 18 juni 2008 overgelegd. Eiser heeft vervolgens naar aanleiding hiervan een advies van Agri Compleet van 21 juli 2008 overgelegd.
Ingevolge artikel 43, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wow is geen bouwvergunning vereist voor het bouwen dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) wordt behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 5 als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet voorts aangemerkt het aanbrengen van een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
1°. de verandering geen betrekking heeft op de draagconstructie van dat bouwwerk,
2°. de bebouwde oppervlakte niet wordt uitgebreid, en
3°. het bestaande niet-wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd.
In artikel 44, eerste lid, van de Woningwet (Wow) is bepaald dat een reguliere bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van een van de daar gegeven weigeringsgronden. Ingevolge het bepaalde onder c dient de bouwvergunning te worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Buitengebied" van de voormalige gemeente [plaats]. Het betrokken perceel heeft de bestemming "Agrarische doeleinden, met de subbestemming "Ak" (agrarisch bedrijf, inclusief kassen). In artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften is bepaald dat gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor agrarische bedrijven als bedoeld in artikel 1, lid 17, van de planvoorschriften.
In artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften is bepaald dat op deze gronden uitsluitend ten dienste van de genoemde bestemmingen toelaatbaar zijn:
a. bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen agrarische bedrijfswoningen en bijgebouwen;
b. kassen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. werken, geen bouwwerken zijnde, waaronder begrepen waterbassins;
e. ontsluitingswegen en overige verhardingen;
f. groenvoorzieningen en waterlopen.
In het derde lid van artikel 11 wordt in hoofdlijnen beschreven op welke wijze de doeleinden worden nagestreefd die zijn toegekend aan deze bestemming. Op landbouw-kundig gebied is het beleid erop gericht voldoende ruimtelijke perspectieven te bieden voor de agrarische bedrijven, waarbij primair een verdere ontwikkeling van de glastuinbouw wordt voorgestaan. Om een evenwichtige ontwikkeling van de glastuinbouw te kunnen bevorderen zullen ontwikkelingen, waaronder begrepen aanvragen om bouwvergunning, mede worden beoordeeld op hun doelmatigheid ten opzichte van de bedrijfsvoering van glastuinbouwbedrijven.
Ingevolge artikel 1, lid 17, wordt onder een agrarisch bedrijf verstaan een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee, nader te onderscheiden in land- en tuinbouw op open grond en glastuinbouw.
Onder kassen wordt op grond van artikel 1, lid 8, verstaan bouwwerken, geheel of grotendeels van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van 1.00 meter of meer ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
De rechtbank overweegt omtrent de bouwvergunningplicht het volgende.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 11 juli 2007, LJN:BA9290, overwogen dat voor de toepasselijkheid van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van het Bblb de term "van niet-ingrijpende aard" niet alleen in bouwkundige zin, maar ook in stedenbouwkundige zin moet worden opgevat. Bij dit laatste aspect spelen zowel het planologische als het feitelijk effect dat de ter beoordeling staande verandering op de omgeving heeft een rol.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat het in geding zijnde bouwplan, gelet op de omvang ervan en de omstandigheid dat doorzichtig materiaal wordt bedekt met niet-doorzichtige platen, geen verandering op de omgeving tot gevolg heeft. In totaal zijn immers over een lengte van circa 158 meter om het gebouw panelen aangebracht die een geheel andere uitstraling hebben dan glas. Van een verandering van niet ingrijpende aard als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van het Bblb is, gelet op genoemde jurisprudentie van de Afdeling, dan ook geen sprake.
Uit de door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 24 december 2003 blijkt niet dat voor het aanbrengen van sandwichpanelen geen bouwvergunning zou zijn vereist.
Voor het in geding zijnde bouwplan is derhalve een bouwvergunning vereist.
Omtrent de vraag of de gevraagde bouwvergunning kan worden verleend overweegt de rechtbank het volgende.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften kan slechts vergunning worden verleend voor bouwen ten behoeve van agrarische bedrijven zoals bedoeld in artikel 1, lid 17, van de planvoorschriften. Vast staat dat op eisers bedrijf geen land- en tuinbouw op open grond plaatsvindt. Om van een agrarisch bedrijf in de zin van artikel 1, lid 17, van de planvoorschriften te kunnen spreken dient het bedrijf derhalve een glastuinbouwbedrijf te zijn. Bij de vraag wat onder een glastuinbouwbedrijf moet worden verstaan, zoekt de rechtbank aansluiting bij de definitie van kassen in artikel 1, achtste lid, van de planvoorschriften.
De bouwwerkzaamheden waarvoor vergunning wordt aangevraagd leiden ertoe dat meer dan de helft van de glazen gevels van de bestaande kas niet langer lichtdoorlatend zijn, nu de glazen beplating wordt vervangen door "dichte" sandwichpanelen. Door het aanbrengen van de sandwichpanelen kan dan ook niet langer gesproken worden van een glastuinbouw-bedrijf in de zin van de planvoorschriften, zodat het bouwplan in strijd is met artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften.
Ingevolge artikel 46, derde lid, van de Wow wordt een aanvraag om bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd nadat vrijstelling is verleend als bedoeld in artikel 15, 17 of 19 van de WRO geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden.
Gezien de voorschriften van het bestemmingsplan bestaat geen binnenplanse vrijstellings-mogelijkheid krachtens artikel 15 van de WRO. Verder is geen sprake van een bouwplan waarvoor vrijstelling kan worden verleend krachtens artikel 17 of 19, derde lid, van de WRO. Evenmin is sprake van een bouwplan dat behoort tot een door gedeputeerde staten aangewezen categorie van gevallen waarvoor vrijstelling kan worden verleend krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO. Aangezien het bestemmingsplan ouder is dan tien jaar en door gedeputeerde staten van Zuid-Holland geen vrijstelling is verleend van de verplichting het bestemmingsplan te herzien terwijl bovendien voor dit gebied ten tijde van het bestreden besluit geen voorbereidingsbesluit gold of een ontwerp voor een herziening van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd, komt in dit geval ook de bevoegdheid vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO verweerder niet toe.
Verweerder was derhalve niet bevoegd vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen.
Hetgeen door eiser ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel naar voren is gebracht is ten aanzien van drie adressen ter zitting namens verweerder weerlegd. Indien de situatie aan de [adres 2] te [plaats] identiek mocht zijn aan die van eiser, wordt gewezen op vaste rechtspraak van de Afdeling, zie bijvoorbeeld haar uitspraak van 14 februari 2008, LJN: BC4659, waarin is overwogen dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan leiden tot verlening van een bouwvergunning in strijd met de wet.
Gelet op het vorenstaande was verweerder verplicht de aangevraagde bouwvergunning wegens strijd met artikel 44, eerste lid, onder c, van de Wow te weigeren.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.P. de Valk, mr. A.L. Frenkel en mr. S. Verheijen, in tegenwoordigheid van de griffier drs. A.C.P. Witsiers.
Uitgesproken in het openbaar 8 juli 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.