ECLI:NL:RBSGR:2009:BI8764
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 27 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser. Eiser was op 6 maart 2009 in bewaring gesteld, maar de rechtbank had op diezelfde dag bevolen dat de bewaring moest worden opgeheven. Niettemin heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, de bewaring pas op 9 maart 2009 met terugwerkende kracht opgeheven. De rechtbank oordeelt dat deze gang van zaken betekent dat de bewaring niet onverwijld is opgeheven, waardoor eiser op 6 maart 2009 na 21.10 uur zonder wettelijke grondslag in de macht van de autoriteiten verkeerde. Dit leidde tot een onrechtmatige vrijheidsontneming, waardoor de daaropvolgende maatregel van bewaring eveneens onrechtmatig was. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat in dit geval geen belangenafweging meer aan de orde is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Het normbedrag voor schadevergoeding is vastgesteld op € 80,- per dag detentie, en omdat eiser extra schade heeft geleden door de hernieuwde onrechtmatige bewaring, wordt dit bedrag met 25% verhoogd. Eiser heeft 8 dagen in een huis van bewaring doorgebracht, wat resulteert in een schadevergoeding van € 800,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten die eiser heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, welke kosten zijn begroot op € 322,-. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.