ECLI:NL:RBSGR:2009:BI8349

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/8629 ZW en 07/8630 ZW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van uitspraak wegens schending van fundamentele rechtsbeginselen in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 juni 2009 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 10 april 2008. De opposant had verzet aangetekend tegen de beslissing waarbij zijn beroepen tegen het uitblijven van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) kennelijk ongegrond waren verklaard. De rechtbank had op 15 juli 2008 het verzet ongegrond verklaard, maar de opposant verzocht in februari 2009 om vervallenverklaring van deze uitspraak, omdat hij meende dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op het verweerschrift van het UWV voordat de uitspraak op 10 april 2008 werd gedaan. Dit was in strijd met fundamentele rechtsbeginselen, waaronder het beginsel van hoor en wederhoor. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eerdere uitspraak ten onrechte buiten zitting was behandeld en dat het verzet gegrond had moeten worden verklaard.

De rechtbank heeft de uitspraak van 15 juli 2008 vervallen verklaard en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank voor een nieuwe behandeling. De rechtbank merkte op dat de verzetsrechter die de eerdere uitspraak had gedaan, niet langer werkzaam was bij de rechtbank, wat ook van invloed was op de procedure. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 07/8629 ZW en 07/8630 ZW
VERVALLENVERKLARING van de UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 15 juli 2008
Op het verzet van
[opposant], wonende te [plaats],
Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 28 april 2008 heeft opposant verzet gedaan tegen de uitspraak van 10 april 2008, waarbij de beroepen van opposant tegen het uitblijven van een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) kennelijk ongegrond werden verklaard.
Bij uitspraak van 15 juli 2008 heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard. Bij brief van 25 februari 2009 heeft opposant de rechtbank verzocht de uitspraak van 15 juli 2008 vervallen te verklaren wegens schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
Bij brief van 13 mei 2009 is de Raad van bestuur van het werknemersinstituut (UWV), de door opposant in het geding betrokken partij, in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over het verzoek om vervallenverklaring. Bij brief van 15 mei 2009 heeft het UWV bericht geen aanleiding te zien inhoudelijk te reageren.
Motivering
Kern van het bezwaar van opposant is dat de rechtbank door op 10 april 2008 het beroep buiten zitting ongegrond te verklaren én zonder gelegenheid te geven voor een reactie op het verweerschrift, heeft gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor.
Vastgesteld wordt dat de rechtbank naar aanleiding van de ingediende beroepschriften verweerder om een reactie heeft gevraagd aangaande de ingestelde beroepen en deze ook heeft ontvangen. Na ontvangst hiervan heeft de rechtbank op 10 april 2008 uitspraak gedaan, zonder de reactie van verweerder door te zenden aan opposant. Genoemde stukken heeft de rechtbank eerst bij brief d.d. 21 mei 2008 aan opposant doorgezonden, dus nadat uitspraak op 10 april 2008 was gedaan.
De rechtbank heeft hiermee gehandeld in strijd met fundamentele rechtsbeginselen, waaronder het beginsel van hoor en wederhoor. Daarmee staat vast dat ten onrechte het beroep buiten zitting is behandeld en afgedaan. Het verzet had mitsdien gegrond moeten worden verklaard. Door alsnog inhoudelijk de (verlate) reactie van opposant op het standpunt van verweerder te beoordelen, heeft de verzetsrechter miskend dat het verzet zich richt op de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat van een "kennelijke" zaak in de zin van artikel 8:54 van de Awb sprake was. Bovendien mist opposant door deze handelwijze een instantie aan welke hij zijn argumenten kan voorleggen. Het voorgaande is voor de rechtbank aanleiding om de uitspraak op verzet vervallen te verklaren. Na deze uitspraak dient de zaak opnieuw behandeld te worden in de stand waarin het zich bevond voordat uitspraak in verzet is gedaan.
De rechtbank merkt ten slotte op dat in dit geval niet de verzetrechter deze uitspraak heeft kunnen wijzen, aangezien deze rechter niet langer bij de rechtbank werkzaam is.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart de uitspraak in de zaak van [opposant], met reg.nrs. AWB 07/8629 ZW en AWB 07/8630 ZW van 15 juli 2008 vervallen;
verwijst deze zaak naar de meervoudige kamer van deze rechtbank om opnieuw te beslissen op het op 28 april 2008 ingestelde verzet tegen de uitspraak van 10 april 2008;
Aldus gegeven door mr. M.P. de Valk en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de rechtbank 's-Gravenhage,