Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 08/14625
Datum uitspraak 27 april 2009
Ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
[eiseres],
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer],
van Soedanese nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde mr. E.A. Welling,
de Staatssecretaris van Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Bij besluit van 26 maart 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 18 januari 2007 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Op 23 april 2008 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 23 juli 2008 heeft eiseres nog aanvullende stukken overgelegd, waaronder een medische verklaring van 20 juni 2008.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 februari 2009. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R.D.A. van Veghel.
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Ter staving van haar asielaanvraag heeft eiseres, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht. Eiseres was drie jaar oud toen zij en haar moeder door haar grootvader werden meegenomen uit Soedan. Haar grootvader was het niet eens met het huwelijk van haar ouders nu haar moeder christen was en haar vader moslim. Door haar vader zijn eiseres en haar moeder meegenomen naar Togo. Eiseres en haar ouders verbleven bij een vrouw, genaamd [naam], die eiseres heeft gedwongen om op haar twaalfde met een man te slapen. Nadat eiseres en haar ouders uit het huis van [naam] waren gezet, zijn zij naar Ghana vertrokken. Daar zorgde een man, genaamd [naam], voor eiseres en haar ouders. [naam] was een zakenman van wie een keer zijn geld gestolen was. De mensen geloofden dit echter niet en hebben de politie ingeschakeld. Drie politiemannen zijn bij eiseres thuis gekomen toen [naam] er niet was en hebben haar en haar ouders meegenomen. Eiseres en haar ouders werden ondervraagd. Eiseres en haar ouders zijn daarna in september 2006 teruggekeerd naar Soedan, omdat zij bang waren voor de mensen die boos waren op [naam]. In Tsjaad werden eiseres en haar ouders gecontroleerd door soldaten. De soldaten hebben haar ouders doodgeschoten. Een soldaat heeft eiseres meegenomen en zij moest met hem slapen. Eiseres is door die soldaat drie weken vastgehouden. Zij is in die tijd meerdere malen door meerdere mannen verkracht. Op een dag kon eiseres ontsnappen en heeft ze hulp gevraagd bij een jongen, genaamd [naam]. [naam] heeft haar geholpen uit Soedan te vluchten.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en heeft daaraan het volgende, kort samengevat, ten grondslag gelegd. Verweerder heeft in het bestreden besluit en het als ingelast te beschouwen voornemen gemotiveerd uiteengezet dat zij aan eiseres toerekent dat zij geen documenten heeft overgelegd om haar identiteit, nationaliteit en reisroute vast te stellen. Evenmin heeft eiseres haar reisroute nader onderbouwd door het afleggen van gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen. Het ontbreken van documenten en bedoelde verklaringen doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eiseres asielrelaas. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het relaas van eiseres een positieve overtuigingskracht ontbeert en dientengevolge sprake is van een niet geloofwaardig relaas.
4. Hiermee kan eiseres zich niet verenigen en daartoe wordt het volgende, kort samengevat, aangevoerd. Naar de mening van eiseres is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel nu verweerder haar stelling blijft handhaven dat van eiseres mag worden verwacht dat zij coherente en consistente verklaringen aflegt ter zake van haar reis, en dat van eiseres ook verwacht mag worden dat zij geen vage en tegenstrijdige verklaringen omtrent haar asielrelaas aflegt. Volgens eiseres is dit tegenstrijdig met hetgeen in het rapport van het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen (hierna: de MAPP-rapportage) is beschreven. Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat verweerder rekening heeft gehouden met de MAPP-rapportage en dat het bestreden besluit daarom onvoldoende is gemotiveerd. Eiseres heeft ter staving van haar medische problemen nog ter zitting van 26 februari 2009 een medische verklaring overgelegd van 25 februari 2009 van de GGZ Drenthe. Tenslotte stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet het asielrelaas van eiseres inhoudelijk heeft getoetst aan de toelatingsgronden van artikel 29 van de Vw 2000.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Allereerst dient te worden vastgesteld of de medische verklaring van 25 februari 2009 van GGZ Drenthe bij de beoordeling van de onderhavige aanvraag betrokken kan worden. Ingevolge artikel 8:58, eerste lid, van de Awb kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. Naar het oordeel van de rechtbank dient de door de gemachtigde van eiseres ter zitting ingediende medische verklaring, te worden aangemerkt als een nader stuk, als bedoeld in deze bepaling. Nu verweerder ter zitting heeft aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben wanneer dit stuk bij de beoordeling wordt betrokken, ziet ook de rechtbank geen aanleiding dit stuk buiten beschouwing te laten.
7. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
8. Op 6 december 2006 is eiseres op verzoek van het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen onderzocht door een gezondheidszorg-psycholoog/psychotherapeut. In zijn rapport van 12 december 2006 concludeert hij - kort samengevat - dat met zekerheid kan worden vastgesteld dat er bij eiseres sprake is van psychische problemen die interfereren met het vermogen om een coherent en consistent relaas te doen.
Eiseres heeft op 18 januari 2007 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel, waarna zij op 19 januari 2007 is gehoord omtrent haar reisverhaal.
Op 23 januari 2007 heeft de arts van het Aanmeldcentrum ter Apel eiseres onderzocht, die geconcludeerde dat eiseres, gelet op haar medische situatie, niet kan worden gehoord over haar asielmotieven. Op 19 april 2007 is eiseres vervolgens gehoord over haar asielmotieven.
9. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres vage en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, onder meer omdat eiseres niet weet hoe ze aan een Soedanees paspoort is gekomen, dat zij niet weet wanneer het voorval met [naam] heeft plaatsgevonden, en dat zij vage verklaringen heeft afgelegd over het gebeurde in Tsjaad. Verweerder komt tot de conclusie dat het asielrelaas positieve overtuigingskracht ontbeert.
10. De rechtbank overweegt het volgende.
11. In de MAPP-rapportage van 12 december 2006 is na (psychologisch) onderzoek van eiseres het volgende geconcludeerd:
“ Psychische klachten, zoals bijvoorbeeld depressieve klachten, angstklachten en klachten die samenhangen met PTSS, kunnen van invloed zijn op het vermogen een coherent en consistent verhaal te doen. Onderzocht is een 23-jarige Sudanese jonge vrouw. Uit de scores van het testmateriaal blijkt dat sprake is van forse psychische problematiek, die duidt op een PTSS met angst en depressieve klachten en cognitieve problemen. Het verhaal en het gedrag van betrokkene ondersteunen deze uitkomst: zij imponeert verdrietig en angstig en maakt een ingehouden, in zichzelf gekeerde indruk. Zodra nare herinneringen dreigen aangeraakt te worden, gaat zij rillen en krimpt zij even ineen. Er is sprake van een sterk verminderde concentratie. Gezien het bovenstaande kan met zekerheid worden vastgesteld dat er sprake is van psychische problemen die interfereren met het vermogen om een coherent en consistent verhaal te doen. Gezien de ernst van haar klachten is verder onderzoek en behandeling geïndiceerd.”
12. De rechtbank stelt verder vast dat de arts op het Aanmeldcentrum ter Apel op 23 januari 2007 tot de conclusie is gekomen dat eiseres, gelet op haar medische situatie, niet kan worden gehoord over haar asielmotieven. De arts heeft geconstateerd dat er bij eiseres sprake is van een posttraumatische stressstoornis met depressie en angstsyndroom en dat er sprake is van incoherent denken.
13. De rechtbank constateert voorts dat de contactambtenaar op pagina 12 van het rapport van het nader gehoor, dat plaats vond op 19 april 2007, heeft opgemerkt dat eiseres gedurende het hele gesprek vrij veel moeite had met antwoorden te formuleren en dat zij af en toe een ander antwoord gaf op de vraag dan was gesteld. Vaak zijn vragen uitvoeriger en uitgebreider geformuleerd dan in het rapport van het nader gehoor is genoteerd. Volgens de contactambtenaar had eiseres af en toe moeite met het begrijpen van de vragen. Ook maakte eiseres tijdens het hele gesprek een ineengedoken, teruggetrokken, timide en stille indruk en vond eiseres het erg moeilijk om over bepaalde zaken te praten.
14. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat noch in het voornemen noch in het bestreden besluit blijkt of en op welke manier rekening is gehouden met hetgeen hierboven is geconcludeerd in de MAPP-rapportage en het advies van de arts op het Aanmeldcentrum. Hoewel de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft erkend dat uit de besluitvorming niet expliciet blijkt dat met de psychische problematiek van eiseres rekening is gehouden, blijkt dit wel voldoende uit de voortgang van de besluitvorming, aldus de gemachtigde.
15. De rechtbank volgt de gemachtigde hierin niet en overweegt daartoe dat, gelet op de inhoud van de MAPP-rapportage en het advies van de arts op het Aanmeldcentrum, die beiden dateren van vóór de gehoren, het aannemelijk is dat eiseres als gevolg van haar psychische gesteldheid verminderd consistent en coherent heeft kunnen verklaren. Nu daarbij ook de contactambtenaar in het rapport van het nader gehoor diverse bijzonderheden heeft geconstateerd waaruit op te maken is dat eiseres vanwege haar psychische gesteldheid de gestelde vragen niet naar behoren heeft kunnen beantwoorden, bestaan voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de geconstateerde ongerijmdheden en vaagheden in het relaas van eiseres toe te schrijven zijn aan haar psychische gesteldheid.
16. De rechtbank wijst in dit verband nog op de IND-werkinstructie nummer 2008/6. In deze werkinstructie wordt op pagina 8 aangegeven dat in de motivering van het voornemen en beschikking (en in de minuut) aangegeven dient te worden op welke wijze rekening is gehouden met de rapportage(s) van het MAPP en andere indicaties van psychische problemen, èn hoe dit is meegenomen in het voorliggende besluit. In de werkinstructie is voorts aangegeven dat indien geoordeeld wordt dat het afleggen van incoherente en inconsistente verklaringen terug te herleiden is tot de psychische situatie van de asielzoeker, deze verklaringen niet snel zullen worden tegengeworpen. Hiaten, vaagheden, tegenstrijdigheden en ongerijmde wendingen zullen dan niet worden tegengeworpen. Indien in voornemen en beschikking wel hiaten, vaagheden en /of tegenstrijdigheden worden tegengeworpen, dient aandacht te worden besteed aan de motivering, waarom deze kunnen worden tegengeworpen.
17. Het voorgaande in aanmerking genomen komt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder niet met inachtneming van de daarbij te betrachten zorgvuldigheid de asielaanvraag van eiseres heeft beoordeeld, en dat het bestreden besluit daarbij een voldoende deugdelijke motivering ontbeert.
18. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
19. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644,--, aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken. De genoemde kosten dienen, aangezien eiseres met een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand heeft geprocedeerd, ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden voldaan door betaling aan de griffier van deze rechtbank.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 25 maart 2008;
draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, --,onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die dit bedrag dient te betalen aan de griffier van deze nevenzittingsplaats, waarvoor verweerder een nota zal worden toegestuurd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. Overbeeke en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2009 in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen als griffier.