ECLI:NL:RBSGR:2009:BI1407

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/6022 PARKBL
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting Gemeente Leiden en de toepassing van tarieven op vergunninghoudersplaatsen

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan eiser, die zijn auto op een vergunninghoudersplaats in de gemeente Leiden had geparkeerd. Op 26 juni 2008 parkeerde eiser zijn voertuig met kenteken [kenteken] op de Kaasmarkt, een locatie waar alleen met een vergunning of een dag-, week-, maand- of jaarkaart geparkeerd mag worden. Tijdens een controle werd vastgesteld dat er een betaalbewijs voor parkeerbelasting van € 6 in het voertuig aanwezig was. De gemeente legde daarop een naheffingsaanslag op van € 53, bestaande uit € 4 aan belasting en € 49 aan kosten.

Eiser betwist de naheffingsaanslag en stelt dat de tekst op de parkeerzuil hem de keuze gaf uit meerdere tarieven, waarbij hij voor het tarief van € 2 per uur heeft gekozen. Hij is van mening dat uit de tekst niet blijkt dat voor vergunninghoudersplaatsen een ander tarief geldt. De gemeente daarentegen stelt dat de parkeerplaats een vergunninghoudersplaats is en dat eiser niet de juiste vergunning of kaart had, waardoor de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

De rechtbank oordeelt dat, hoewel de tekst op de parkeerzuil mogelijk verwarrend kan zijn, een zorgvuldige lezing van de gehele tekst duidelijk maakt dat voor vergunninghoudersplaatsen een ander tarief geldt. De rechtbank concludeert dat eiser niet de keuze had uit alle tarieven op de parkeerzuil en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 5 maart 2009 door mr. R.C.H.M. Lips, in aanwezigheid van griffier M.E.M. Altena. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/6022 PARKBL
Uitspraakdatum: 5 maart 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 6 augustus 2008 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2009.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [A]. Namens verweerder is verschenen [B], bijgestaan door de heer [C].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
2.1 Op donderdag 26 juni 2008 om 13:53 uur heeft eiser de auto met kenteken [kenteken] geparkeerd op een parkeerplaats aan de Kaasmarkt te Leiden. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden aangewezen als een vergunninghoudersplaats waar geparkeerd kan worden met een vergunning of met een dag-, week-, maand- of jaarkaart.
2.2 Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat er in het voertuig een betaalbewijs parkeerbelasting van € 6 aanwezig was. Naar aanleiding daarvan is voormelde naheffingsaanslag aan eiser opgelegd van € 53, zijnde € 4 aan belasting en € 49 aan kosten.
2.3 Eiser stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd en heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. De tekst vermeld op de display van de parkeerzuil gaf eiser de keuze uit meerdere tarieven; hij heeft daarbij gekozen voor het tarief van € 2 per uur. Uit de tekst van de display op de parkeerzuil, valt, naar eiser stelt, niet op te maken dat voor parkeren op een vergunninghouderplaats een ander tarief geldt dan het door hem gekozen tarief.
2.4 Verweerder heeft - samengevat - aangevoerd dat de plaats waar de auto stond een zogenaamde vergunninghoudersplaats is, waar slechts mag worden geparkeerd met een van gemeentewege verstrekte vergunning of met een dag-, week-, maand- of jaarkaart. In de auto bevond zich niet een dergelijke vergunning of parkeerkaart, maar wel een bewijs voor betaald parkeren van € 6. Dit is echter niet voldoende. Het tarief voor een dagkaart bedraagt € 10, daarom is € 4 nageheven. Uit de tekst op het display komt voldoende tot uitdrukking dat het parkeertarief van € 2 per uur, het tarief voor kort parkeren, niet van toepassing is op vergunninghouderplaatsen.
2.5 In onderdeel II, 2, van de Tarieven- en kostentabel, behorende bij de Verordening Parkeerbelastingen 2008 is - voorzover hier van belang - bepaald: "Het tarief voor parkeren op een vergunninghoudersplaats, anders dan krachtens een parkeervergunning, bedraagt:
- per dag of een gedeelte daarvan € 10;" Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Verordening parkeerbelastingen 2008 van de gemeente Leiden, wordt parkeerbelasting geheven bij wege van voldoening op aangifte. Indien een op deze wijze geheven belasting geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan zij op de voet van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden nageheven.
2.6 Vaststaat dat eiser zijn auto heeft geparkeerd op een vergunninghouderplaats. Hoewel de rechtbank aan de hand van de overgelegde foto's van de display op de parkeerzuil, niet uitsluit dat bij gedeeltelijke lezing van de tekst op deze display de indruk zou kunnen ontstaan dat het eerste vermelde parkeertarief van € 2 per uur, ook geldt voor de vergunninghouderplaatsen, stelt de rechtbank tevens vast dat bij lezing van de gehele tekst van de display niet anders kan worden geconcludeerd dan dat voor parkeren op vergunninghouderplaatsen een ander tarief geldt. De rechtbank kan eiser dan ook niet volgen in zijn stelling dat hij na zorgvuldige lezing van de gehele tekst, tot de conclusie kwam dat hij de keuze had uit alle tarieven vermeld op de display. Mitsdien is het beroep van eiser ongegrond.
2.7 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.8 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 5 maart 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van M.E.M. Altena, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.