ECLI:NL:RBSGR:2009:BI0650
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen biologische vader en minderjarige dochter na beëindiging relatie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 maart 2009, betreft het een kort geding waarin de man, de biologische vader van de minderjarige [A], verzoekt om een omgangsregeling. De man en de vrouw hebben van eind 2005 tot eind mei 2007 een affectieve relatie gehad, waaruit de minderjarige [A] is geboren. De man heeft de minderjarige niet erkend en heeft geen ouderlijk gezag. Sinds januari 2008 heeft de man onder begeleiding van de vrouw eenmaal per twee weken omgang met [A]. Na een mislukte mediation heeft de man op 12 januari 2009 een bodemprocedure gestart voor erkenning, gezamenlijk gezag en een omgangsregeling.
In het kort geding vordert de man dat hij, totdat in de bodemprocedure is beslist, omgang heeft met [A] van 10.00 tot 14.00 uur op elke tweede zaterdag, met een dwangsom van € 250,- voor elke keer dat de vrouw niet voldoet aan deze regeling. De vrouw verzet zich tegen onbegeleide omgang en stelt dat de huidige regeling moet blijven bestaan tot [A] zeven jaar oud is. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man recht heeft op omgang met zijn dochter, en dat de vrouw haar medewerking moet verlenen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit te ontzeggen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen voldoende aanwijzingen zijn dat onbegeleide omgang niet in het belang van [A] zou zijn. De vrouw heeft haar argumenten niet kunnen onderbouwen, en de voorzieningenrechter concludeert dat de omgangsregeling moet worden uitgebreid. De rechter stelt een omgangsregeling vast waarbij de man elke veertien dagen op zaterdag van 10.00 tot 14.00 uur omgang heeft met [A], afwisselend onder begeleiding van de vrouw en zonder begeleiding. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval de vrouw niet aan de regeling voldoet. De kosten worden door beide partijen gedragen, en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.