Parketnummer 09/757200-08
Datum uitspraak: 20 februari 2009
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte A],
geboren te [geboorteplaats] [adres 1]tum] 1979,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden Penitentiair Complex Scheveningen Unit 2" te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3, 5 en 6 februari 2009.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L. Fleer, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. A.F. Baas heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder feit 1, feit 2, met betrekking tot de periode 6 februari 2008 tot en met 2 april 2008, feit 3, met betrekking tot de periode 1 oktober 2007 tot en met 2 april 2008, feit 4, feit 5, met betrekking tot de periode 1 november 2007 tot en met 2 april 2008, feit 6, met betrekking tot de periode 1 november 2007 tot en met 2 april 2008, feit 7, met betrekking tot de periode 1 december 2007 tot en met 25 maart 2008, feit 8, met betrekking tot de periode 26 januari 2008 tot en met 2 april 2008, feit 9, met betrekking tot de periode 1 april 2007 tot en met 20 november 2007, feit 10, feit 11, feit 13 eerste cumulatief/alternatief, met betrekking tot de periode 1 april 2007 tot en met 2 april 2008, feit 14, met betrekking tot de periode 1 april 2006 tot en met 2 april 2008 en met uitzondering van de investering in [X] B.V., ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, waaronder het Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 33 genummerde voorwerp zal worden verbeurdverklaard en dat de onder 1 tot en met 14, 15 tot en met 32 en 34 tot en met 54 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter
terechtzitting - :
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2006 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans eenmaal een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Zaakdossier 2.2
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans éénmaal, een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Zaakdossier 2.5
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage en/of Monster, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 3], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans éénmaal, een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Zaakdossier 2.8
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 4], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans éénmaal, een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Zaakdossier 2.9
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 5], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans éénmaal, een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Zaakdossier 2.10
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 6], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans éénmaal, een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Zaakdossier 2.11
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage en/of Vlaardingen, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 7], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans éénmaal, een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Zaakdossier 2.12
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 8], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Zaakdossier 2.60
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 9], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Zaakdossier 2.63
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 maart 2008 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland, in een pand aan de [adres 10], ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans éénmaal, (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, opzettelijk te telen en/of te bereiden en/of te bewerken en/of te verwerken en/of te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken en/of te vervoeren, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig te hebben, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
één of meerdere ruimte(s) in dat pand zodanig heeft ingericht dat/die bestemd is/zijn voor het telen van hennep, bestaande die inrichting uit 61, althans één of meer transformator(en) en/of 6, althans één of meer afzuiginstallatie(s) en/of 61, althans één of meer armatu(u)r(en) en/of 10, althans één of meer koolstoffilter(s) en/of welke inrichting was aangesloten op het (gesaboteerde) electriciteitsnet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaakdossier 2.14
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (telkens)
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 1] te 's-Gravenhage (zaakdossier 2.46) en/of
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 2] te 's-Gravenhage (zaakdossier 2.45) en/of
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 4] te 's-Gravenhage (zaakdossier 2.44) en/of
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 5] te 's-Gravenhage (zaakdossier 2.48) en/of
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 6] te Rotterdam (zaakdossier 2.49) en/of
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 7] te Vlaardingen (zaakdossier 2.50),
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Eneco Services B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Vlaardingen en/of Schiedam en/of Monster, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het in de uitoefening van een beroep of bedrijf telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van hennep, althans het opzetten en/of in stand houden van één of meer hennepkwekerij(en) en/of één of meer hennepknipperij(en) en/of één of meer hennepdrogerij(en en/of het witwassen van (daarmee verdiende) gelden;
Zaakdossier 2.23
art 11a lid 1 Opiumwet
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Vlaardingen en/of Schiedam en/of Monster, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van hennep, althans het opzetten en/of in stand houden van één of meer hennepkwekerij(en) en/of één of meer hennepknipperij(en) en/of één of meer hennepdrogerij(en) en/of het witwassen van (daarmee verdiende) gelden;
Zaakdossier 2.23
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 01 januari 2006 tot en met 02 april 2008, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een nader, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemde geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het misdrijf,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) uit de teelt van en/of handel in en/of verkoop van hennep, althans middelen van lijst II van de Opiumwet,
- dure goederen (onder meer bestaande uit onroerend goed en/of auto(s)) aangeschaft en/of
- geïnvesteerd in hennepkwekerijen en/of de instandhouding daarvan (onder meer bestaande uit het aanschaffen en/of betalen van goederen bestemd voor het telen van hennep en/of het betalen van salarissen) en/of
- geïnvesteerd in een drankbedrijf ([X] BV.) en/of
- rekeningen en/of schulden van hemzelf, zijn mededader(s) en/of derden betaald;
Zaakdossier 2.55
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Nietigheid dagvaarding.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 13 ten laste gelegde nietig moet worden verklaard, omdat het ten laste gelegde onvoldoende feitelijk is omschreven en dus niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 Wetboek van Strafvordering. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing hiervan gesteld dat niet duidelijk is met welke andere personen verdachte aan een criminele organisatie zou hebben deelgenomen, waardoor het niet mogelijk is zich tegen dit verwijt te verdedigen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Naar het oordeel van de rechtbank is het ten laste gelegde met de opgave van het relevante tijdvak en de relevante plaatsen, in relatie tot het geheel van ten laste gelegde feiten, ruim voldoende bepaald. Gelet daarop, in samenhang bezien met de inhoud van het complete dossier, moet de verdachte in staat worden geacht de tekst van de telastlegging te kunnen begrijpen, zodanig dat hem bekend is tegen welk verwijt hij zich moet verdedigen. De raadsvrouw heeft daarvan gegeven de inhoud van haar pleitnota ook blijk gegeven.
Binnentreden en inbeslagneming.
[adres 5] te 's-Gravenhage
De verdediging heeft aangevoerd dat het binnentreden en de inbeslagneming op 2 april 2008 in het pand aan de [adres 5] te Den Haag onrechtmatig is geweest, nu niet is gebleken dat er door een hulpofficier van justitie een machtiging tot binnentreden voor dit pand is afgegeven. Dit dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van al het materiaal dat in dat pand is aangetroffen.
De rechtbank overweegt als volgt.
In het proces-verbaal op pagina 697 van het dossier relateren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de machtiging tot binnentreden van het pand aan de [adres 5] te Den Haag tijdens administratieve handelingen verloren is gegaan. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateren dat zij deze machtiging op 1 april 2008 uitgereikt hebben gekregen van hulpofficier van justitie [hulp-ovj 1] en dat zij deze machtiging vervolgens hebben gebruikt bij het binnentreden op 2 april 2008. In genoemd proces-verbaal wordt voorts vermeld dat ter bevestiging van hun relaas hulpofficier van justitie [hulp-ovj 1] dat proces-verbaal mede zal ondertekenen. De rechtbank stelt echter vast dat de handtekening van [hulp-ovj 1] onder dit proces-verbaal ontbreekt. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vast staat dat de machtiging tot binnentreden is afgegeven, zodat het binnentreden onrechtmatig heeft plaatsgevonden.
Nu echter geen van de verdachten woonachtig was in het pand aan de [adres 5] zijn zij door het onbevoegd binnentreden in het pand niet geschonden in de belangen welke de overtreden norm beoogt te beschermen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
[adres 7] te Vlaardingen
De verdediging heeft aangevoerd dat het binnentreden en de inbeslagneming op 25 maart 2008 in het pand aan de [adres 7] te Vlaardingen onrechtmatig is geweest omdat de binnentredende verbalisanten de machtiging tot binnentreden niet voorhanden hadden, maar deze machtiging pas achteraf is opgemaakt.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 811 van het dossier relateren verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dat zij op 25 maart 2008 omstreeks 14.30 uur in de woning aan de [adres 7] te Vlaardingen twee grote luchtafvoerbuizen zien staan en tevens dat zij een henneplucht ruiken vanuit het pand. Zij nemen vervolgens contact op met de hulpofficier van justitie [hulp-ovj 2] van bureau Vlaardingen Centrum, die een machtiging tot binnentreden op basis van de Opiumwet verleent. Op pagina 809 van het dossier staat vermeld dat verbalisant [verbalisant 4] om 14.40 uur krachtens deze machtiging het pand is binnengetreden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie medegedeeld dat een dergelijke machtiging zonodig binnen een paar minuten ter plaatse kan zijn. Gelet op de afstand tussen bureau Vlaardingen Centrum en de [adres 7] is het ook mogelijk dat deze machtiging binnen een paar minuten ter plaatse is gebracht. Een aanwijzing dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd, leest de rechtbank in het proces-verbaal op pagina 809 van het dossier, alwaar verbalisant [verbalisant 4] relateert dat hij de woning heeft betreden, vergezeld van een aantal opsporingsambtenaren. Dit betekent dat er inmiddels nog andere verbalisanten ter plaatse waren gekomen dan de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3]. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de machtiging ten tijde van het binnentreden daadwerkelijk voorhanden was bij de binnentredende verbalisanten.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat ook in dit pand geen van de verdachten woonachtig was, zodat zelfs door het mogelijk ontbreken van de machtiging geen sprake is van een schending van belangen van (een van de) verdachte(n), die de overtreden norm beoogt te beschermen.
[adres 9] te 's-Gravenhage
De verdediging heeft aangevoerd dat het binnentreden en de inbeslagneming op 20 november 2007 in het pand aan de [adres 9] te Den Haag onrechtmatig is geweest in verband met het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van de Opiumwet. Er was immers slechts weinig concrete anonieme informatie voorhanden, die geen onderbouwing heeft gevonden in aanvullend onderzoek. De twee meldingen in het bedrijfsprocessensysteem van de politie kunnen niet als onderbouwing van de anonieme informatie gelden, waarbij komt dat medeverdachte [B] ontkent dat hij op 13 februari 2007 in een growshop is aangehouden (de tweede melding). Dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting van al hetgeen in dit pand in beslag is genomen, subsidiair tot strafvermindering, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt als volgt.
Begin november 2007 komt er bij de politie de anonieme melding binnen dat de moeder van de melder in het portiek woont aan de [adres 9] 3 te Den Haag en dat daar een vreemde lucht hangt, vermoedelijk van hennep. Er lopen de laatste tijd veel vreemde mannen in en uit het portiek en de henneplucht komt waarschijnlijk uit het pand [adres 9]. Uit de Gemeentelijke Basisadministratie blijkt de politie vervolgens dat medeverdachte [B] op dat adres staat ingeschreven. Onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem van de politie levert op dat [B] in 2006 en 2007 voorkomt met een tweetal aantekeningen die in enige mate in verband kunnen worden gebracht met hennep.
De rechtbank stelt voorop dat verdenking van overtreding van de Opiumwet reeds kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie (zie bv. Hoge Raad 11 maart 2008, LJN BC 1367). Het hangt er onder andere van af hoe concreet de anonieme melding is. In dit geval spreekt de anonieme melding concreet over henneplucht, waarschijnlijk afkomstig uit het pand 3c. In ogenschouw genomen de twee meldingen in het bedrijfsprocessensysteem, was er naar het oordeel van de rechtbank voldoende verdenking van overtreding van de Opiumwet. Het feit dat medeverdachte [B] ontkent in een growshop te zijn aangehouden doet daar niet aan af, nu deze aantekening wel voorkomt in het bedrijfsprocessensysteem en de politie op dat moment van de juistheid daarvan mocht uitgaan. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 10 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ter terechtzitting heeft verdachte erkend het betreffende pand aan de [adres 10] te Rotterdam te hebben bezocht. Dit zou echter zijn geweest om koffie te gaan drinken bij [F]. In een tapgesprek tussen verdachte en medeverdachte [C] wordt gesproken over een klus in Rotterdam. Voorts is een tapgesprek voorhanden tussen [F] en medeverdachte [B] waaruit blijkt dat laatstgenoemde naar de [adres 10] zou komen. In de administratie van [B] is ook een papiertje aangetroffen met het adres erop. Deze feiten zijn naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de betrokkenheid van verdachte bij de opbouw van deze kwekerij, zoals ten laste gelegd. Ook de vaststelling dat verdachte en medeverdachte [B] regelmatig samenwerken, maakt dit oordeel niet anders.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 tot en met 9, 11, 13 eerst cumulatief/alternatief en 14, ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze hieronder is vermeld:
hij in de periode van 01 april 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, in een pand aan de [adres 1], tezamen en in vereniging met een ander, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen hennepplanten opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verkocht, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 06 februari 2008 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, in een pand aan de [adres 2], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, hennepplanten opzettelijk heeft geteeld, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 01 oktober 2007 tot en met 02 april 2008 te Monster, in een pand aan de [adres 3], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen hennepplanten opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verkocht, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 01 april 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, in een pand aan de [adres 4], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen hennepplanten opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verkocht, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 01 november 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, in een pand aan de [adres 5], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, hennepplanten opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verkocht, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 01 oktober 2007 tot en met 02 april 2008 te Rotterdam, in een pand aan de [adres 6], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen hennepplanten opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verkocht, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 01 januari 2008 tot en met 02 april 2008 te Vlaardingen, in een pand aan de [adres 7], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, hennepplanten opzettelijk heeft geteeld, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 01 januari 2008 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage, in een pand aan de [adres 8], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen hennepplanten opzettelijk heeft bewerkt, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 01april 2007 tot en met 20 november 2007 te 's-Gravenhage, in een pand aan de [adres 9], tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, hennepplanten opzettelijk heeft bewerkt, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 01 april 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage en Rotterdam en Vlaardingen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 1] te 's-Gravenhage en
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 2] te 's-Gravenhage en
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 4] te 's-Gravenhage en
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 5] te 's-Gravenhage en
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 6] te Rotterdam en
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres 7] te Vlaardingen,
toebehorende aan Eneco Services B.V.;
hij in de periode van 01 april 2007 tot en met 02 april 2008 te 's-Gravenhage en Rotterdam en Vlaardingen en Schiedam en Monster, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het in de uitoefening van een beroep of bedrijf telen en bewerken en verkopen van hennep en het witwassen van daarmee verdiende gelden;
hij in de periode 01 april 2007 tot en met 02 april 2008, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader geldbedragen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen afkomstig waren uit misdrijf, immers hebben verdachte en zijn mededader geldbedragen afkomstig uit de teelt en verkoop van hennep geïnvesteerd in hennepkwekerijen en de instandhouding daarvan (onder meer bestaande uit het aanschaffen en betalen van goederen bestemd voor het telen van hennep en het betalen van salarissen) en rekeningen en/of schulden van derden betaald;
Medeplegen
Verdachte en medeverdachte [B] zijn onder meer het medeplegen van het telen, bewerken en verkopen van hennep ten laste gelegd.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat zij apparatuur hebben geleverd ten behoeve van het kweken van hennepplanten. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat zij daartoe een overeenkomst met een groothandel hadden gesloten en dat zij die apparatuur hebben geleverd aan meerdere kwekerijen. Als tegenprestatie zouden zij steeds samen 50% van de opbrengst van iedere hennepoogst ontvangen. Het leveren van dergelijke apparatuur, met het doel om die in te zetten voor het kweken van hennep, is op zichzelf reeds voldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het medeplegen als ten laste gelegd.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat is gebleken dat de betrokkenheid van verdachten [A] en [B] bij de hennepkwekerijen verder gaat. De rechtbank doelt daarbij in de eerste plaats op de administratie die bij de verdachten is aangetroffen. Daarin wordt een groot aantal kwekerijen/knipperijen genoemd, waaronder "Hassan", "Vlaartje", "Robbi", "Sabrina", "Joop", "Frans" en "Nena". Gelet op de verklaring van [G] en de tap op pagina 684 van het dossier gaat de rechtbank er overigens - anders dan verdachte en medeverdachte [B] stellen - van uit dat met "Sabrina" de hennepkwekerij aan de [adres 4] wordt bedoeld. In genoemde administratie is bijgehouden welke kosten voor de verschillende kwekerijen zijn gemaakt en de opbrengsten die daarop betrekking hebben. Voorts komen daarin de namen van medeverdachten en andere bij kwekerijen betrokken derden voor, met daarachter geldbedragen die waren of moesten worden betaald, ontvangen en/of verrekend. Die bedragen hebben - mede gezien de in de administratie aangetroffen bescheiden - naar hun aard kennelijk niet alleen betrekking op apparatuur, maar ook op de huur van de panden waarin kwekerijen waren gevestigd en de verdere inrichting daarvan, alsmede - met name waar het medeverdachte [C] betreft - ook op de opbouw. In dat verband heeft [C] ook zelf verklaard dat hij kwekerijen samen met of in opdracht van verdachte heeft opgebouwd, terwijl verdachte ter terechtzitting onder meer heeft verklaard dat hij [C] heeft verzocht een kwekerij bij "Frans" op te zetten.
Voorts blijkt uit de genoemde administratie dat verdachten [A] en [B] zijn betrokken bij het knippen van hennep. Zo zijn in de computers van verdachten overzichten en e-mails aangetroffen, waarin is vermeld "Uitgaven [adres 4] (...) knipspullen 57" en "Kniploon Hassan totaal: 673".
Dit wordt ondersteund door verklaringen van [G] en [H], die hebben verklaard dat zij op verzoek van verdachte hennep hebben geknipt en daarvoor zijn betaald en dat onder andere ook [B] (en [C]) daarbij aanwezig waren. Verder verklaren zij dat zij tegen betaling kwekerijen samen met verdachte en/of [B] hebben opgebouwd. Dit laatste wordt ook door [C] verklaard.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en [B] bij "Nena" zijn gaan kijken, toen de groei van de aldaar aanwezige hennepplanten niet volgens plan verliep. Verder verklaart [H] dat [B] hem heeft gevraagd of hij planten wilde verzorgen bij "Frans". De namen van [G] en [H] komen overigens - met daaraan gekoppelde bedragen - ook weer terug in de genoemde administratie.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachte [B] niet alleen apparatuur hebben geleverd, maar dat zij zich tevens hebben beziggehouden met de opbouw en inrichting van kwekerijen, het huren van daartoe bestemde panden, het onderhoud van hennepplanten en het knippen daarvan.
[adres 8] te 's-Gravenhage
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit, nu hij [J] niet kent en niet aanwezig is geweest bij het knippen.
Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
[J] heeft verklaard dat medeverdachte [B] hem heeft verzocht gebruik te mogen maken van een kamer in het hotel van zijn ouders. Dit hotel was gesloten en bevindt zich aan de [adres 8] te Den Haag. [B] heeft volgens [J] op 15 maart 2008 - samen met anderen - vervolgens ook van een kamer gebruik gemaakt. [J] heeft waargenomen dat zich in die kamer op een tafel "rommel" bevond, waarvan hij vermoedde dat het henneptoppen waren en heeft de aanwezigen verzocht het hotel te verlaten. Verbalisanten hebben geconstateerd dat op de vloer in de betreffende door [J] aangewezen kamer hennepresten verspreid lagen.
Medeverdachte [C] heeft - naar aanleiding van een tapgesprek van 14 maart 2008 tussen hem en verdachte, waarin verdachte aangeeft dat [C] op 15 maart 2008 in Scheveningen moet zijn - verklaard dat verdachte een hotel bedoelde waar misschien moest worden geknipt.
[G] heeft verklaard dat [B] een kamer in het hotel in Scheveningen wilde gebruiken als knipkamer en dat hij daar samen met hem is geweest om daarvoor spullen te brengen.
[H] heeft - naar aanleiding van een tapgesprek tussen hem en verdachte van 26 februari 2008, waarin verdachte zegt dat hij vanaf de komende week veel werk voor [H] heeft - verklaard dat hij tweemaal hennep heeft geknipt in een kamer van een hotel in de buurt van het Kurhaus te Scheveningen, dat niet meer in gebruik was. Daarbij waren volgens hem onder andere ook [C] en ene Robby aanwezig. Uit de verklaringen van [H] naar aanleiding van tapgesprekken tussen hem en [B] op 1 maart 2008, alsmede met verdachte op 15 maart 2008, valt af te leiden dat [C] toen en aldaar henneptoppen heeft geknipt.
Dat [H] en [G] daadwerkelijk ter plaatse zijn geweest wordt ondersteund door het opmerkelijke feit dat zij beide verklaren dat zij in het hotel een krokodil (in een aquarium) hebben gezien, waarvan ook door verbalisanten melding is gemaakt. Ook [C] heeft dit bij de politie verklaard, zodat kan worden aangenomen dat ook [C] daadwerkelijk in het hotel is geweest. Dat hij aldaar ook heeft geknipt wordt ondersteund door de genoemde verklaring van [H].
Verder heeft [H] verklaard dat Robby, een Rotterdamse taxichauffeur, door [B] was meegenomen, omdat het de hennep van Robby was die werd geknipt. Die verklaring vindt steun in tapgesprekken tussen [B] en [K], waaruit de betrokkenheid van [B] bij de kwekerij van [K] blijkt en waarin kennelijk wordt gesproken over het knippen in de periode rond 15 maart 2008.
Verder wordt in de bij verdachte aangetroffen administratie onder het kopje "hotel" melding gemaakt van diverse artikelen die kunnen worden gerelateerd aan het knippen van hennep, waaronder scharen, overalls en handschoenen, met daaraan verbonden kennelijk geldbedragen en wordt de term "hotel" gekoppeld aan de naam "Michel", eveneens gekoppeld aan geldbedragen. Daarnaast komt de term "hotel" terug in een opsomming waarin ook de namen van andere kwekerijen/knipperijen voorkomen, zoals "Nena", "Joop" en "Sab", waarbij verdachte en [B] zijn betrokken, wederom met daarachter cijfers die kennelijk bedragen of aantallen vertegenwoordigen.
Uit het vorenstaande valt af te leiden dat medeverdachte [B] gezorgd heeft voor de betreffende knipruimte en het ter plaatse komen van de te knippen hennep en dat medeverdachte [C] en anderen in het pand daadwerkelijk hebben geknipt. Voorts is verdachte kennelijk betrokken geweest bij de inzet van [C] voor het knippen en heeft hij - samen met [B] - de financiële afwikkeling van (onder meer) deze knipperij voor zijn rekening genomen. Nu daaruit een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte, [B] en anderen blijkt, kan bewezen worden verklaard dat het ten laste gelegde feit in vereniging is begaan. Dat verdachte bij het knippen aanwezig is geweest is daarvoor niet vereist.
Dat verdachte [J] niet kent is evenmin relevant, nu diens verklaring ziet op de betrokkenheid van [B] en gesteld noch gebleken is dat die verklaring onbetrouwbaar zou zijn.
Het vorenstaande - in onderlinge samenhang bezien - leidt tot het oordeel dat dit feit bewezen kan worden verklaard.
Diefstal elektriciteit
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de diefstal van stroom uit (een deel van de in) de in de tenlastelegging genoemde panden.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft erkend betrokken te zijn geweest bij ten minste het opbouwen en/of inrichten van een aantal hennepkwekerijen. Bewezen wordt geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van telen van hennep in een groot aantal panden. Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte zich in deze panden ook heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de diefstal van stroom. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Gelet op de bevindingen van het energiebedrijf en de wetenschap bij verdachte en zijn medeverdachten dat het om hennepkweek ging, waarbij algemeen bekend is dat de daarvoor benodigde apparatuur zeer veel stroom verbruikt en gelet op wat de algemene ervaring leert over illegale ingrepen in de meterkast ten behoeve van hennepplantages, wordt bewezen geacht dat zij allen - zo ze al niet zelf handelingen ten behoeve van de diefstal van stroom hebben verricht dan wel daarvan wisten - in ieder geval de aanmerkelijke kans op de koop toe hebben genomen, dat niet betaald werd voor de afgenomen stroom. Aldus heeft verdachte (ten minste) het voorwaardelijk opzet gehad op het in vereniging plegen van de diefstal van stroom.
Criminele organisatie
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de deelneming aan een criminele organisatie. Daartoe is gesteld dat er - kort gezegd - geen sprake was van een duurzaam gestructureerd samenwerkingsverband maar veeleer van losse samenwerkingsverbanden met wisselende rolverdeling. Voorts was er geen sprake van een intern sanctiesysteem of een hiërarchie binnen de organisatie. Daarbij wordt er onder andere op gewezen dat de vermeende leiders van de organisatie, verdachte en medeverdachte [B], ook knipwerkzaamheden verrichtten. Indien er al een criminele organisatie bestond, dan wordt gesteld dat verdachte daarin geen deelnemer was.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad is af te leiden dat het bij een criminele organisatie moet gaan om deelname van personen aan een gestructureerd samenwerkingsverband, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake indien men behoort tot het samenwerkingsverband en de betrokkene (ten minste) wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door/binnen het samenwerkingsverband waar hij deel van uitmaakt. Wil er sprake zijn van 'deelname' dan moet betrokkene ten minste hetzij een aandeel hebben in, hetzij de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie ondersteunen. Om te kunnen spreken van een 'organisatie' is verder nodig dat blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, hetgeen kan blijken uit gemeenschappelijke regels en doelstellingen, maar ook uit een zekere gelaagdheid van het samenwerkingsverband en/of een rolverdeling tussen en positie van de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband. Een organisatie behoeft daarbij niet uit steeds dezelfde personen te bestaan; zij kan tot op zekere hoogte in samenstelling wisselen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een dergelijk duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, waarbij de organisatie en daarmee een aantal verdachten tot oogmerk hadden alles te doen wat nodig is om hennep en hennepplanten te telen en de eindproducten te verkopen. Verdachte en zijn medeverdachten hadden binnen de organisatie ieder een eigen taak. Zo hield onder andere medeverdachte [C] zich vanaf september 2007 veelal op instigatie van verdachte bezig met het verbouwen van panden ten behoeve van het inrichten van hennepkwekerijen en leverden verdachte en [B] al vanaf april 2007 de apparatuur voor de hennepkwekerijen. De dagelijkse verzorging van de hennepplanten werd soms door de bewoners van de panden en soms door één der verdachten gedaan. Diverse mensen, waaronder genoemde verdachten, hielden zich ook bezig met het knippen van de henneptoppen. Het enkele feit dat verdachte en medeverdachte [B] wel eens meehielpen met het knippen van de hennep, maakt niet dat niet meer gesproken kan worden van een criminele organisatie. Tevens blijkt uit het dossier dat medeverdachte [E] soms zorg droeg voor het vervoer en de verkoop van de hennep. Om deze keten van werkzaamheden efficiënt op elkaar te doen aansluiten, was een goed georganiseerde taakverdeling onontbeerlijk. Hiertoe hadden verdachten veelvuldig telefonisch contact waarbij zij zich, ter voorkoming van ontmaskering, vaak bedienden van versluierd taalgebruik. Uit het voorgande, de hoeveelheid kwekerijen, de bijgehouden administratie met een kostenverdeling tussen de verschillende betrokkenen en de periode van 1 jaar (ten aanzien van verdachte en [B]) respectievelijk 7 maanden ([C]) blijkt in voldoende mate de vereiste duurzaamheid en het gestructureerde karakter.
Dit betekent dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte en medeverdachten [B] en [C] zich schuldig hebben gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het bedrijfsmatig telen, bewerken en verkopen van hennep en het witwassen van daarmee verdiende gelden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een jaar, tezamen en in vereniging met anderen en in de uitoefening van een beroep of bedrijf, schuldig gemaakt aan telen, bewerken en verkopen van hennep. De hennepkwekerijen en knipperijen bevonden zich in verschillende panden te 's-Gravenhage, Monster, Rotterdam en Vlaardingen. Ten behoeve van een aantal kwekerijen is elektriciteit afgenomen buiten de meter om, zodat het verbruik niet werd geregistreerd. Tevens heeft verdachte in voornoemde periode deelgenomen aan een criminele organisatie, die onder meer het telen, bewerken en verkopen van hennep tot doel had.
Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep de gezondheid van - soms jonge - gebruikers kan schaden. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ook de door gebruikers te plegen strafbare feiten ter financiering van hun behoefte daaraan, alsmede de door verdachte en zijn mededaders illegaal aftappen van elektriciteit. Energieleveranciers en hun afnemers worden door dit illegaal aftappen voor aanzienlijke bedragen gedupeerd. Bovendien ontstaan hierdoor gevaarlijke situaties in de zin van kortsluiting en brandgevaar. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de voornoemde consequenties van zijn handelen, doch uitsluitend uit financieel gewin gehandeld. De rechtbank heeft voorts in haar oordeel betrokken dat verdachte binnen de criminele organisatie een vooraanstaande rol heeft vervuld.
Voorts heeft verdachte zich, tezamen met medeverdachte [B], schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. De eerder genoemde criminele organisatie had mede tot doel het witwassen van de door de hennep verdiende gelden. Door witwassen wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt. Het witwassen van uit criminele bronnen verkregen gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het normale financiële verkeer aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 april 2008, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens diefstal. Verdachte heeft daar kennelijk geen lering uit getrokken. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het verdachte betreffende voorlichtingsrapport van 29 september 2008, opgemaakt en ondertekend door reclasseringswerker [1], alsmede op het adviesrapport van 30 januari 2009, opgemaakt en ondertekend door reclasseringswerker [2]. Ondanks de inhoud van dit laatste rapport ziet de rechtbank gelet op de persoon van verdachte geen meerwaarde in het opleggen van verplicht reclasseringscontact.
Hoewel de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van hetgeen hem bij dagvaarding onder 10 is ten laste gelegd, zal zij, gelet op de ernst en de veelheid van de bewezenverklaarde feiten, niettemin de gevangenisstraf opleggen die door de officier van justitie is gevorderd.
De voorwaardelijke straf is bedoeld om de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke feiten. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte zich is gaan bezig houden met hennepteelt uit financieel gewin. Volgens verdachte heeft hij echter schulden gemaakt met betrekking tot het leveren van de apparatuur ten behoeve van diverse hennepkwekerijen, welke schulden hij, aldus verdachte, niet heeft kunnen aflossen.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 33 en 40 genummerde voorwerpen, verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de onder 2, 5 en/of 7 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 14, 15 tot en met 32, 34 tot en met 39 en 41 tot en met 54 genummerde voorwerpen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 47, 57, 310, 311, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- 3, 11 en 11a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 10 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 tot en met 9, 11, 13 eerste cumulatief/alternatief en 14 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feiten 1 tot en met 9:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 11:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 13 eerste cumulatief/alternatief:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 14:
gewoontewitwassen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (VIERENTWINTIG) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 2 april 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 4 april 2008;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (ZES) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 33 en 40 genummerde voorwerpen, te weten: 33) administratie diverse aantekeningen [....], [....], [....]; 40) administratie 9 enveloppen [.....], A-i-7-14;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 14, 15 tot en met 32 en 34 tot en met 54 genummerde voorwerpen, te weten: [....................]
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Verbeek, voorzitter,
Milders en Brand, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Landman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2009.