Gronden ontheffing
Gelet op het bepaalde in artikel 1:268 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan, gezien het verzet van de moeder, de ontheffing van het gezag slechts worden uitgesproken indien de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onvoldoende zijn om de dreiging als bedoeld in artikel 1:254 BW af te wenden én de ongeschiktheid of onmacht van de moeder om haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen dit heeft veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de maatregel van gedwongen ontheffing als uiterst middel heeft te gelden, hetgeen eerst kan worden ingezet als de middelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing hebben gefaald of zullen falen.
De minderjarige staat sinds 15 juni 2004 onder toezicht en hij verblijft in ieder geval sinds deze datum bij zijn grootouders. Bureau Jeugdzorg zag reeds in 2005 het verblijf van de minderjarige bij zijn grootouders als een tijdelijke oplossing, maar niet als een optimale situatie. De eigen kinderen van de grootouders stonden of staan immers al jaren onder toezicht. In dit kader is gebleken dat de grootouders slecht leerbaar zijn en dat met name het drugsgebruik in een deel van het systeem en de wisselende stemmingen van de grootvader een grote druk legden op het gezinssysteem. Niet is gebleken dat Bureau Jeugdzorg het verblijf van de minderjarige bij de grootouders vervolgens als definitieve oplossing is gaan zien en hierover duidelijke besluiten heeft genomen. Eerder lijkt het erop dat deze tijdelijke situatie is blijven voortduren, zonder dat er duidelijke keuzes zijn gemaakt, niet in de laatste plaats vanwege de vele wisselingen in gezinsvoogden.
De huidige gezinsvoogd, eerst aangesteld zomer 2008, heeft ter terechtzitting hieromtrent verklaard dat er niet echt ernstige zorgen zijn ten aanzien van de minderjarige. Voorts heeft hij verklaard dat de situatie weliswaar niet ideaal is, maar dat er ook de nodige voordelen aan het verblijf van de minderjarige bij de grootouders zijn. Andere mogelijke oplossingen zijn volgens hem ook verre van ideaal.
Deze verklaringen hebben de rechtbank er echter, gezien de conclusies van de raad en de zorgelijke informatie van derden zoals weergegeven in de raadsrapportage, niet van overtuigd dat de afgelopen jaren wel al op goede wijze aan de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing vorm is gegeven en dat daarin daadkrachtige keuzes zijn gemaakt. De rechtbank is namelijk wel van oordeel dat er sprake is van een zorgelijke situatie van de minderjarige. De school maakt zich onder meer zorgen om de thuissituatie van de minderjarige. Blijkens de raadsrapportage wordt de minderjarige op school gezien als een emotieloze jongen die weinig lacht, gespannen en op zijn hoede is, zenuwtrekjes heeft en op zijn nagels bijt. Uit de informatie van de gezinscoach van het Leger des Heils komt onder meer naar voren dat er veel ruzie binnen het grootouderlijk gezin is, waarbij geweld niet uitblijft, dat de grootouders geen verantwoordelijkheid nemen om aan problemen te werken en dat er een spanningsvolle situatie voor de minderjarige is. De raad komt ook tot de conclusie dat de minderjarige in een spanningsvolle situatie opgroeit, omdat er tussen de gezinsleden veel wrijvingen zijn. De grootouders staan volgens de raad nauwelijks open voor hulp, waardoor de situatie voor de minderjarige niet verbetert.
Het feit dat er, gezien het vorenstaande, de afgelopen jaren (nog) geen goede invulling is gegeven aan de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing, leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank thans nog niet is gebleken dat de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onvoldoende zijn om de bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige af te wenden.