ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5480

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/13089 & AWB 08/11082
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongewenstverklaring en procesbelang bij vreemdelingenrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 oktober 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie. Verzoeker, een Armeense vreemdeling, had op 3 juni 2004 een aanvraag ingediend tot wijziging van zijn verblijfsvergunning en had bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond op 25 maart 2008, waarna verzoeker op 28 maart 2008 beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen.

De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens de jurisprudentie, een vreemdeling die ongewenst is verklaard geen procesbelang heeft bij een beroep tegen een besluit over een verblijfsvergunning, omdat dit beroep niet kan leiden tot rechtmatig verblijf. Dit procesbelang ontstaat pas bij intrekking of herroeping van de ongewenstverklaring. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien er geen van de genoemde situaties zich voordeed. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van het vreemdelingenrecht en de voorwaarden waaronder vreemdelingen rechtmatig verblijf kunnen verkrijgen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om van de wettelijke bepalingen af te wijken, en er zijn geen proceskosten aan een van de partijen opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 08 / 13089 (voorlopige voorziening)
AWB 08 / 11082 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2008
in de zaak van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum], van Armeense nationaliteit, verblijvende in [locatie], verzoeker,
gemachtigde: mr. U. Koopmans, advocaat te Haarlem,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. T.J.W. Visser, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verzoeker heeft op 3 juni 2004 een aanvraag ingediend tot wijziging van de verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "alleenstaande minderjarige vreemdeling" in het verblijfsdoel "voortgezet verblijf" en de verlenging ervan. Verzoeker heeft tegen het niet tijdig nemen van een besluit op 26 juli 2006 bezwaar gemaakt.
1.2 Verweerder heeft het bezwaar (laatstelijk) bij besluit van 25 maart 2008 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit op 28 maart 2008 beroep ingesteld.
1.3 Verzoeker heeft op 28 maart 2008 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen waarbij is verzocht verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat op het beroep is beslist.
1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 18 september 2008. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.3 In de hoofdzaak toetst de voorzieningenrechter het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.4 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.5 Verweerder heeft bij besluit van 25 maart 2008 verzoeker ongewenst verklaard op grond van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.6 Uit de jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 6 juli 2006, nr. 200510434/1, JV 2006/347, en de uitspraak van 22 december 2006, nr. 200605335/1, JV 2007/165, LJN AZ9627) volgt dat de vreemdeling bij een beroep tegen een besluit over een aanvraag tot verlening of verlenging van een verblijfsvergunning, dan wel intrekking daarvan, zolang deze ongewenst is verklaard, geen belang heeft, omdat dit beroep nimmer tot rechtmatig verblijf kan leiden. Een ongewenst verklaarde vreemdeling kan in afwijking van artikel 8, Vw immers geen rechtmatig verblijf hebben. Dat procesbelang ontstaat pas bij intrekking of herroeping dan wel opheffing van de ongewenstverklaring. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat een van voornoemde situaties zich thans voordoet zodat verzoeker geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige beroep. De uitspraak van de voorzieningenrechter van heden (AWB 08/11083 en 08/29162) inzake het beroep gericht tegen het besluit tot ongewenstverklaring van verzoeker en de ambtshalve getroffen voorlopige voorziening doet geen procesbelang ontstaan nu, zoals in laatstgenoemde uitspraak toegelicht, hierdoor geen rechtmatig verblijf ontstaat.
2.7 De voorzieningenrechter zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
2.8 Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
2.9 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
3.2 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, en op 2 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, 's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak. Van deze uitspraak staat, voor zover deze de voorlopige voorziening betreft, geen hoger beroep open.