RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 08/37465
V-nummer: [v-nummer]
Inzake:
eiser,
gemachtigde mr. H. Gailjaard, advocaat te ’s-Gravenhage,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
1 Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1967 en de Chinese nationaliteit te bezitten.
2 Op 20 oktober 2008 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van
18 oktober 2008 waarbij eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de maatregel van bewaring is opgelegd. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2008. Eiser is bij gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2 De rechtbank overweegt het volgende.
2.1 De maatregel van bewaring is op 21 oktober 2008 opgeheven wegens het ontbreken van zicht op uitzetting. Thans is nog in geschil of de maatregel van bewaring eerder had moeten worden opgeheven, en zo ja, of er aanleiding is een schadevergoeding op grond van artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen.
2.2.1 Verweerder stelt dat de maatregel van bewaring door een fout van de hulpofficier van justitie is opgeheven. Volgens verweerder heeft er van 18 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 wel degelijk zicht op uitzetting bestaan. De Chinese autoriteiten hebben namelijk op zowel 8 september 2008 als op 21 oktober 2008 een laissez passer afgegeven.
2.2.2 Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 5 september 2008 (LJN: BE9987) betoogt eiser dat van 18 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 geen zicht op uitzetting heeft bestaan.
2.2.3 In haar uitspraak van 29 augustus 2008 (LJN: BF0819) heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, reeds geoordeeld dat voor vreemdelingen met de Chinese nationaliteit, voor wie een laissez passer dient te worden afgegeven door de Chinese autoriteiten om uitgezet te kunnen worden, geen zicht op uitzetting bestaat. In de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Afdeling en de uitspraak van 9 oktober 2008 (200806946/1) komt de Afdeling tot hetzelfde oordeel. Dat op 8 september 2008 in een ander geval wel een laissez passer is verstrekt ten behoeve van een in bewaring gestelde vreemdeling met de Chinese nationaliteit, leidt niet tot het oordeel dat op 18 oktober 2008, de datum waarop aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd, wel zicht op uitzetting bestond. Enkel op grond van de afgifte van die ene laissez passer kan immers niet worden geconcludeerd dat sprake is van een gewijzigde gedragslijn van de Chinese autoriteiten. Dat op 21 oktober 2008 nog een laissez passer is afgegeven kan er niet aan afdoen dat het zicht op uitzetting op 18 oktober 2008 ontbrak.
2.3 Het beroep is derhalve gegrond.
2.4 Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om schadevergoeding toe kennen voor 3 dagen onrechtmatige bewaring in een politiecel (van 18 oktober 2008 tot 21 oktober 2008) ten bedrage van 3 x € 105,- = € 315,-.
2.5 De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
De rechtbank ’s-Gravenhage:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser schadevergoeding toe ten bedrage van € 315,- ten laste van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), te betalen door de griffier van de rechtbank;
3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Simi, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 5 november 2008.
Rechtsmiddel
Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroep¬schrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingen¬zaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.