ECLI:NL:RBSGR:2008:BF9077

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/33584 VRONTN
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van vreemdeling met aanvraag tot afgifte laissez passer naar Suriname

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 9 oktober 2008 uitspraak gedaan in een beroep van een vreemdeling die in bewaring was gesteld. Eiser, verblijvend op de Detentieboot Dordrecht, had op 21 augustus 2008 een aanvraag tot afgifte van een laissez passer (lp) ingediend bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Suriname. De rechtbank constateert dat de Lp-afdeling van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) op 16 september 2008 heeft medegedeeld dat eiser gepland staat om op 6 mei 2009 te worden gepresenteerd bij de Surinaamse autoriteiten. Tijdens de zitting heeft verweerder aangegeven dat er mogelijk eerder presentaties kunnen plaatsvinden, wat de rechtbank in overweging neemt bij de beoordeling van het zicht op uitzetting.

De rechtbank oordeelt dat er niet kan worden gesteld dat er geen reëel zicht op uitzetting is, gezien de mededelingen van verweerder dat er nog steeds lp's worden afgegeven en dat er uitzettingen plaatsvinden. Echter, de rechtbank merkt op dat er geen zekerheid is over de termijn waarbinnen eiser gepresenteerd kan worden, en dat de presentatie de enige weg is voor uitzetting. De rechtbank weegt de belangen van eiser, die geen criminele antecedenten heeft, mee in haar beslissing.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de voortzetting van de maatregel van bewaring niet langer gerechtvaardigd is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, heft de maatregel van bewaring op en kent eiser een schadevergoeding toe van € 1920,-. Tevens worden de proceskosten aan verweerder opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter en leden van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-Gravenhage, zittinghoudend te MAASTRICHT
Reg.nr: AWB 08 / 33584 VRONTN
UITSPRAAK, als bedoeld in artikel 96, tweede lid, juncto artikel 106, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken in het geding tussen
[eiser], thans verblijvend op de Detentieboot Dordrecht te Dordrecht, eiser,
en
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
Kenmerk: [...].
V-nummer: [...].
I. PROCESVERLOOP
Eiser is op 21 augustus 2008 in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 15 september 2008 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het eerdere beroep inzake de bewaring ongegrond verklaard.
Eiser heeft opnieuw beroep ingesteld. Daarbij is tevens verzocht om schadevergoeding.
Naar aanleiding van dit beroepschrift heeft verweerder een voortgangsrapportage ingezonden. Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft op 29 september 2008 plaatsgehad. Eiser is daarbij vanaf zijn plaats van detentie, via het zogenaamde “telehoren” gehoord op zijn beroep en is aldaar bijgestaan door zijn gemachtigde, H.A.H.M. Albrecht, advocaat te Eindhoven.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G.I. Ramsaroep, ambtenaar ten departemente.
De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de zaak doorverwezen naar de meervoudige kamer. Op 7 oktober 2008 is het onderzoek ter zitting hervat. Eiser is daarbij niet verschenen. Zijn gemachtigde, voornoemd, is met kennisgeving eveneens niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door P. van Zijl, ambtenaar ten departemente.
II. OVERWEGINGEN
De rechtbank stelt voorop dat over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring als zodanig reeds is beslist bij haar uitspraak van 15 september 2008. Derhalve ligt thans ter beoordeling voor of er - nog steeds - voldoende perspectief bestaat op uitzetting van eiser. Voorts is van belang of verdere voortzetting van de maatregel van bewaring ook overigens, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid nog te rechtvaardigen is.
Eiser heeft aangevoerd - kort en zakelijk weergegeven - dat nu de presentatie bij de Surinaamse autoriteiten staat gepland voor 6 mei 2009, niet gezegd kan worden dat zulks van voortvarendheid getuigt en er reëel zicht op uitzetting op korte termijn bestaat. Voorts beroept eiser zich op de belangenafweging en verzoekt hij om toepassing van een lichter middel. Derhalve dient de bewaring te worden opgeheven onder toekenning van schadevergoeding aan eiser.
Op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat op 10 september 2008 een aanvraag tot afgifte van een laissez passer (hierna: lp) naar de diplomatieke vertegenwoordiging van Suriname is verzonden. Op 16 september 2008 heeft de Lp-afdeling van de Dienst Terugkeer & Vertrek (hierna: DT&V) medegedeeld dat eiser staat gepland om op 6 mei 2009 te worden gepresenteerd bij de Surinaamse autoriteiten.
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd medegedeeld dat eiser mogelijk eerder kan worden gepresenteerd. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat van de 52 personen die in de periode van 1 maart tot 31 augustus 2008 bij de Surinaamse autoriteiten zijn gepresenteerd er 35 eerder zijn gepresenteerd dan gepland. Voorts heeft verweerder medegedeeld dat er 15 personen op de oorspronkelijk geplande datum zijn gepresenteerd en 2 personen later dan de oorspronkelijk geplande datum.
De rechtbank is van oordeel dat niet gesteld kan worden dat reëel zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank neemt daartoe in overweging dat verweerder heeft medegedeeld dat er nog immer lp’s door de Surinaamse autoriteiten worden afgegeven en dat er uitzettingen naar Suriname plaatsvinden. Voorts heeft verweerder cijfermatig onderbouwd dat het niet onaannemelijk is dat eiser eerder gepresenteerd kan worden dan gepland. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat verweerder zelf de volgorde op de wachtlijst bepaalt en dat eiser de datum van de presentatie kan beïnvloeden door bij de DT&V aan te geven terug te willen naar zijn land van herkomst en een uitreksel uit het Surinaamse geboorteregister te overleggen.
Ten aanzien van de vraag of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen verdere voortzetting van de maatregel van bewaring in redelijkheid nog gerechtvaardigd is te achten, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat niet gesteld kan worden dat ten aanzien van eiser zicht op uitzetting op korte termijn bestaat. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat verweerder heeft aangegeven dat presentatie de (enige) aangewezen weg is om eiser uit te zetten. Verweerder heeft te kennen gegeven dat nadat eiser is gepresenteerd nog een termijn in acht genomen moet worden voordat de Surinaamse autoriteiten een lp afgeven. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat niet duidelijk is hoelang deze termijn is, maar dat dit enkele weken tot enkele maanden kan duren.
Voorts neemt de rechtbank in overweging dat verweerder, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet inzichtelijk heeft kunnen maken om welke redenen de bovengenoemde 35 personen eerder zijn gepresenteerd dan gepland en hoeveel eerder ze zijn gepresenteerd. Derhalve kan niet met zekerheid gesteld worden dat en met welke termijn eiser zelf zijn presentatiedatum kan beïnvloeden.
Bij de belangenafweging acht de rechtbank tevens van belang dat eiser geen criminele antecedenten heeft.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen de voortduring van de bewaring in redelijkheid niet langer gerechtvaardigd is te achten.
De bewaring dient met ingang van heden, 9 oktober 2008, te worden opgeheven. Het beroep wordt dan ook gegrond verklaard.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de bewaring vanaf 16 september 2008, de dag waarop de presentatiedatum bekend werd, onrechtmatig is te achten.
De rechtbank acht dan ook gronden aanwezig om eiser een schadevergoeding toe te kennen. De voor vergoeding in aanmerking te nemen periode vangt aan op 16 september 2008.
Mede gelet op de met ingang van 1 september 2008 verhoogde normbedragen, komt volgens vast beleid en vaste jurisprudentie van deze rechtbank derhalve aan eiser een schadevergoeding toe van totaal € 1920,- (24 x € 80,-).
De rechtbank acht voorts termen aanwezig om verweerder overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiser in verband met de onderhavige procedure redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op de voet van de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op het in rubriek III vermelde bedrag, waarbij voor de in aanmerking te brengen proceshandelingen van de gemachtigde van eiser twee punten zijn toegekend (voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting) en het gewicht van de zaak is bepaald op gemiddeld (wegingsfactor 1,0). Van andere ingevolge het Bpb voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.
Nu aan eiser ter zake van het beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient het bedrag van de kosten ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden betaald aan de griffier van deze rechtbank.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
III. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van heden, 9 oktober 2008;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding toe en kent aan eiser een schadevergoeding toe, groot € 1920,-, ten laste van de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie), te betalen door de griffier van de rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,-, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie) die als de rechtspersoon deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door M.A.H. Span-Henkens, voorzitter en Y.J. Klik en R.J.G.H. Seerden leden, in tegenwoordigheid van G. de Keijzer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2008.
w.g. G. de Keijzer w.g. M. Span-Henkens
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
De voorzitter van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 1920,00 (zegge: negentienhonderdtwintig Euro)
Aldus gedaan op 9 oktober 2008 door M. Span-Henkens
Afschrift verzonden op:9 oktober 2008
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.