ECLI:NL:RBSGR:2008:BF8775

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
306624/FT-RK 08.513
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met schuldeisers

In deze zaak heeft verzoekster een verzoek ingediend om een bevel op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, gericht aan twee schuldeisers, te geven om in te stemmen met de door haar aangeboden schuldregeling. De schuldeisers, te weten de Staat der Nederlanden (CJIB) en Cuvo Uitvaartverzorging, zijn opgeroepen om ter zitting te verschijnen, maar zijn niet verschenen. Verzoekster heeft ter zitting haar standpunt toegelicht en aangegeven dat zij in staat is om binnen drie jaar 98,26% van haar schuldenlast te betalen. De totale schuldenlast bedraagt € 23.028,56, en verzoekster heeft de steun van de budgetwinkel van de gemeente Delft, die de vorderingen van de schuldeisers heeft opgenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldeisers niet zijn verschenen en dat zij kennelijk hun belang bij de weigering om in te stemmen met de schuldregeling hebben laten varen. De rechtbank oordeelt dat de schuldeisers in redelijkheid niet tot hun weigering hebben kunnen komen, aangezien de door verzoekster aangeboden regeling hen niet meer zou opleveren dan het overeengekomen maandelijkse deel van hun vordering. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en de schuldeisers opgedragen in te stemmen met de schuldregeling.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat zij zich niet bevoegd acht om een uitspraak te doen over de opheffing van de beslaglegging, maar heeft zij de schuldeisers wel in overweging gegeven om het beslag te laten vervallen, gezien het gebrek aan belang bij de voortzetting ervan. De rechtbank heeft de beslissing op 26 maart 2008 uitgesproken, waarbij de griffier aanwezig was.

Uitspraak

rekestnummer: 306624/FT-RK 08.513
nummer verklaring: DLF0110609727
uitspraakdatum: 26 maart 2008
RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
[verzoekster],
wonende te [adres]
verzoekster,
heeft een verzoek ingediend waarin gevraagd wordt om een bevel op de voet van art. 287a, 1e lid, van de Faillissementswet (“dwangakkoord”) aan twee schuldeisers, enerzijds de Staat der Nederlanden (het CJIB) (gerechtsdeurwaarderskantoor Korenhof, De Braak & Kales) en anderzijds Cuvo Uitvaartverzorging (gerechtsdeurwaarderskantoor Boiten, Luhrs & Van der Lubbe), te geven om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 20 maart 2008. Verzoekster is verschenen en gehoord. De twee schuldeisers zijn niet verschenen, alhoewel zij daartoe wel behoorlijk zijn opgeroepen.
Het verzoek voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
Standpunt van verzoekster
Verzoekster stelt dat schuldeisers in redelijkheid niet kunnen komen tot weigering van medewerking aan de schuldregeling die zij heeft aangeboden. De budgetwinkel van de gemeente Delft heeft de vordering van het CJIB opgenomen voor € 187,50, en die van Cuvo voor € 3.293,68. De totale schuldenlast bedraagt € 23.028,56.
Ten tijde van het opstellen van het minnelijk schuldsaneringsvoorstel kon verzoekster binnen drie jaar 98,26% van haar schuldenlast betalen. Vanwege het feit dat er inmiddels, door beslaglegging, is afgelost, kan thans zelfs de gehele schuldenlast binnen drie jaar worden afbetaald. Bij instandlating van de huidige situatie zouden echter door de hoge buitengerechtelijke kosten en rente de schuldeisers die wel meewerken langer dan drie jaar op voldoening van hun vordering moeten wachten. De budgetwinkel van de gemeente Delft heeft daar bij brief van 6 maart 2008 onder andere aan toegevoegd dat de beslagleggende deurwaarder – die namens zes van de vijftien schuldeisers beslag heeft gelegd – heeft verklaard dat het zeker nog vijf jaar gaat duren voordat alle beslaghebbende schuldeisers zijn afbetaald, zeer vermoedelijk als gevolg van de rente en buitengerechtelijke kosten. Dit staat haaks op het argument van de twee niet-meewerkende schuldeisers dat zij niet drie jaar willen wachten op volledige voldoening.
Beoordeling
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de twee betrokken schuldeisers in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen. Zij wijst het verzoek toe indien sprake is van een onevenredigheid tussen het belang dat schuldeisers hebben bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en het belang van verzoekster dat door de weigering wordt geschaad.
De rechtbank oordeelt dat beide schuldeisers in redelijkheid niet tot de weigering hebben kunnen komen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank beschikt, behoudens de enkele vermelding door de budgetwinkel dat de schuldeisers niet te lang willen wachten op hun geld, niet over een onderbouwing van hun weigering akkoord te gaan
met het voorstel van verzoekster. De twee schuldeisers zijn deugdelijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen om hun weigering nader toe te lichten. Ondanks de oproep zijn schuldeisers niet verschenen. Tijdens de behandeling ter zitting is telefonisch contact gezocht met (de gemachtigden van) beide schuldeisers. Zij hebben verklaard de oproep te hebben ontvangen. Door niet te verschijnen hebben schuldeisers kennelijk hun belang bij de weigering laten varen. Als gevolg daarvan stelt de rechtbank vast dat uitsluitend verzoekster nog een belang heeft. Haar verzoek komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en dient derhalve te worden toegewezen.
Ten aanzien van de beslaglegging overweegt de rechtbank als volgt:
Verzoekster heeft ter zitting gevraagd om opheffing van de belegde beslagen. In de wet is niets geregeld omtrent het in stand houden of laten vervallen van een beslag in deze situatie. De rechtbank acht zich niet bevoegd daarover in het kader van een verzoek ex artikel 287a Fw een uitspraak te doen. Wel geeft de rechtbank schuldeisers in overweging het beslag te doen vervallen, aangezien schuldeisers daarbij geen belang meer hebben. Immers, bij voortzetting van het beslag zullen kosten worden gemaakt, terwijl schuldeisers door onderhavig dwangakkoord bij instandlating van het beslag niet méér mogen behouden dan het overeengekomen maandelijkse deel van hun vordering.
BESLISSING
De rechtbank:
- beveelt het CJIB (de Staat der Nederlanden) en Cuvo in te stemmen met de door [verzoekster] aangeboden schuldregeling als opgenomen in de brieven van de budgetwinkel van respectievelijk 30 oktober 2007 en 26 oktober 2007;
- beveelt het CJIB (de Staat der Nederlanden) en Cuvo, voor zover zij de gelegde beslagen niet zullen laten vervallen, al hetgeen zij maandelijks incasseren boven het bedrag waarop zij volgens het dwangakkoord met ingang van heden recht hebben, op eerste verzoek van verzoekster of haar budgetbeheerder aan een van beiden te restitueren.
Gewezen door mrs. H.W. Unger, D. de Loor en J.J. van der Helm, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2008 in tegenwoordigheid van R. Becker, griffier.