ECLI:NL:RBSGR:2008:BF3288
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar China
Op 25 september 2008 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vreemdelingenbewaring van een Chinese vreemdeling. De vreemdeling was op 14 april 2008 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank moest beoordelen of er voldoende zicht op uitzetting naar China bestond, gezien de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 5 september 2008, waarin werd geconcludeerd dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor een spoedige uitzetting van Chinese vreemdelingen.
Tijdens de zitting op 18 september 2008 heeft de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, informatie verstrekt over de afgifte van een laissez-passer (LP) door de Chinese autoriteiten op 8 september 2008. Dit betrof een vreemdeling voor wie eerder een nieuwe LP-aanvraag was ingediend. De rechtbank overwoog dat de verstrekte informatie, in combinatie met eerdere terugkeermogelijkheden van andere Chinese vreemdelingen, voldoende concrete aanknopingspunten bood voor de verwachting dat op korte termijn tot uitzetting kon worden overgegaan, mits de vreemdeling de vereiste medewerking verleende.
De rechtbank concludeerde dat de verweerder voldoende voortvarend had gehandeld en dat er geen reden was om te oordelen dat het zicht op uitzetting binnen redelijke termijn ontbrak. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de verplichting van vreemdelingen om actief mee te werken aan hun uitzetting en de noodzaak voor hen om de benodigde documenten te verkrijgen.