ECLI:NL:RBSGR:2008:BE9420

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/8057, 08/8058
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen inzake verblijfsdocumenten voor gemeenschapsonderdanen

In deze zaak hebben eisers, beiden van Bulgaarse nationaliteit, beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst, inzake de afgifte van verblijfsdocumenten. De eisers hebben op 5 juli 2007 een aanvraag ingediend voor een document dat hun rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris op 7 januari 2008 een verblijfsdocument aan eiseres heeft afgegeven, en op 6 februari 2008 aan eiser. De rechtbank heeft de beroepen van eisers tegen de besluiten van 6 februari 2008 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers niet in een gunstigere positie konden geraken door hun beroep. De rechtbank oordeelde dat de afgifte van het document enkel diende als bewijs van rechtmatig verblijf en dat er geen procesbelang was, aangezien de ingangsdatum van het verblijf niet door het document werd vastgesteld. De eisers hebben geen voldoende actueel belang aangetoond, waardoor de rechtbank geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 11 augustus 2008 door een meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummers: AWB 08/8057 en AWB 08/8058
Datum uitspraak: 11 augustus 2008
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[eiseres],
geboren op [datum] 1974,
v-nummer [nummer],
nader te noemen: eiseres
[eiser],
geboren op [datum] 1997,
v-nummer [nummer],
allen van Bulgaarse nationaliteit,
nader te noemen: eiser,
gezamenlijk eisers,
gemachtigde mr. G.G.A.J. Adang,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Op 5 juli 2007 hebben eisers een aanvraag gedaan tot afgifte van een document zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt.
Bij besluit van 7 januari 2008, verzonden op 11 januari 2008, heeft verweerder aan eiseres een verblijfsdocument afgegeven met als doel “verblijf als economisch niet-actief gemeenschapsonderdaan.” Bij brief van gelijke datum heeft verweerder ten aanzien van eiser aanvullende gegevens opgevraagd.
Eisers hebben op 11 januari 2008 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eisers.
Verweerder heeft bij besluit van 6 februari 2008 het bezwaarschrift van eiseres gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag gegrond verklaard en het verzoek van eiseres om vergoeding van de proceskosten toegewezen.
Bij afzonderlijk besluit van 6 februari 2008 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag gegrond verklaard en het verzoek van eiser om vergoeding van de proceskosten toegewezen. Verweerder heeft bij dit besluit tevens aan eiser een verblijfsdocument afgegeven met als doel “gezinshereniging bij economisch niet-actief gemeenschapsonderdaan”.
Op 5 maart 2008 hebben eisers beroep ingesteld tegen deze besluiten.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden ter zitting van
17 juli 2008. Eisers zijn daarbij, na voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L.H.M. Hanssen-Telman.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, voor zover hier van belang en samengevat, op het volgende standpunt gesteld. De bezwaarschriften van eisers worden gegrond verklaard, omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn beslist heeft op de aanvragen van eisers. Aan eiseres is reeds bij besluit van 7 januari 2008 een document verleend waaruit haar verblijfsrecht als onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie (hierna: EU-onderdaan) blijkt. Aan eiser is dit document afgegeven bij besluit van 6 februari 2008. Deze verblijfsdocumenten zijn afgegeven met ingang van 5 juli 2007, geldig tot 5 juli 2012. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers geen belang hebben bij hun beroep, omdat eisers hierdoor niet in een gunstigere positie kunnen komen te verkeren dan zij thans verkeren.
3. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van 5 juli 2007 als ingangsdatum. Eisers stellen dat het verblijfsdocument een ingangsdatum dient te hebben vanaf het moment van de feitelijke datum van afgifte van het verblijfsdocument met een geldigheidsduur van vijf jaar. Dit zou blijken uit artikel 11, eerste lid, van de Richtlijn 2004/38. Tevens voeren zij aan dat verweerder de proceskostenvergoeding onjuist heeft berekend.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat de gemachtigde van eisers bij brief van 11 april 2008 heeft medegedeeld dat eisers de grond dat verweerder bij de proceskostenvergoeding een onjuiste wegingsfactor heeft gehanteerd, niet langer handhaven.
6. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of eisers belang hebben bij hun beroep. Daarvan is sprake indien eisers door het instellen van beroep in een materieel gunstiger positie kunnen komen te verkeren. Bij de beoordeling hiervan is het volgende van belang.
7. In artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000, voor zover hier van belang, is bepaald dat de vreemdeling in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf heeft als gemeenschapsonderdaan zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
8. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Vw 2000 wordt aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van – onder meer – artikel 8, onder e, van de Vw 2000 een document verschaft, waaruit het rechtmatig verblijf blijkt.
9. Artikel 8.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (verder: Vb 2000) bepaalt dat de vreemdeling, die de nationaliteit heeft van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en die in Nederland verblijft, duurzaam verblijfsrecht in Nederland heeft indien hij gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad.
10. Uit het vorenstaande volgt dat de afgifte van het document als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000 louter tot bewijs strekt van rechtmatig verblijf in Nederland. Met het document is niets vastgesteld over de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf van eisers in Nederland. Evenzeer geldt dat de bepaling in het bestreden besluit dat het document vijf jaar geldig is vanaf de datum van de aanvraag slechts ziet op de geldigheid van het document als bewijs van rechtmatig verblijf, waarmee niets bepaald is over de duur van het rechtmatig verblijf van eisers voordat zij in het bezit waren van het verblijfsdocument.
11. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat, nu eisers met hun beroep tegen de bestreden besluiten van 6 februari 2008 niet in een gunstigere positie kunnen geraken, de beroepen wegens het ontbreken van een voldoende procesbelang, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Er is voorts niet gebleken dan wel gesteld door eisers dat zij anderszins een voldoende actueel belang hebben bij hun beroepen.
12. De rechtbank zal de beroepen derhalve niet-ontvankelijk verklaren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. I.D. Jacobs, voorzitter, en mr. C. van Linschoten en mr. A.M. Overbeeke, rechters, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter op
11 augustus 2008 in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen als griffier.
de griffier
de voorzitter