RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 08/26170
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [januari 1990],
van Chinese nationaliteit,
IND dossiernummer 0807.18.1168,
thans verblijvende in Detentiecentrum Zeist te Soesterberg,
raadsman mr. P.L.E.M. Krauth,
eiseres;
De Staatssecretaris van Justitie,
vertegenwoordigd door drs. B.H. Wezeman,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
Op 17 juli 2008 is eiseres, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert (artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000).
Op 21 juli 2008 heeft eiseres tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 augustus 2008. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Eiseres heeft aangevoerd dat geen sprake was van een, naar objectieve maatstaven gemeten, redelijk vermoeden van illegaal verblijf op grond waarvan zij kon worden staandegehouden. Uit het proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding blijkt dat verbalisant enkel op basis van een indruk eiseres heeft aangesproken en naar haar identiteitsdocument heeft gevraagd. Nu een indruk niet een objectief, maar van subjectief karakter heeft, is de aanloop naar de inbewaringstelling, en daarmee ook de daaropvolgende inbewaringstelling, onrechtmatig.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft overwogen in de uitspraak van 26 juli 2001 in zaak nr. 200102650/1 (JV2001/234), is het niet aan de rechter in vreemdelingenzaken te oordelen over aanwending van andere dan bij of krachtens de Vw 2000 toegekende bevoegdheden.
De rechtbank is van oordeel dat uit de in het proces-verbaal van staandehouding en overbrenging, gedateerd 17 juli 2008, vastgelegde weergave van de omstandigheden die hebben geleid tot de staandehouding van de vreemdeling, moet worden afgeleid dat de controle op de identiteit van de vreemdeling heeft plaatsgevonden in het kader van de uitoefening van de algemene politietaken. Hieromtrent komt de vreemdelingenrechter geen oordeel toe. De rechtbank verwijst in dit verband behalve naar eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling ook naar de uitspraak van de Afdeling van 29 februari 2008 in de zaak nr. 200800996/1, die is gepubliceerd op www.raadvanstate.nl. Uit voornoemd proces-verbaal blijkt verder dat eiseres niet aan het verzoek om zich te legitimeren kon voldoen, waardoor er een, naar objectieve maatstaven gemeten, redelijk vermoeden van illegaal verblijf rees op grond waarvan eiseres krachtens artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 kon worden staande gehouden.
Voorts heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zicht op uitzetting naar China ontbreekt. Gebleken is immers dat sinds april 2007 door de Chinese autoriteiten aan ongedocumenteerde vreemdelingen, noch aan gedocumenteerde vreemdelingen een laissez-passer (LP) wordt verstrekt. Voorts lijkt het er allerminst op dat het overleg tussen Nederlandse bewindspersonen en de Chinese autoriteiten iets oplevert, aldus eiseres. Eiseres verwijst in dit verband naar de uitspraak van 30 juli 2008 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Maastricht, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer BD8976.
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Verweerder voert in dit verband aan dat van eiseres gevergd mag worden dat zij actieve en volledige medewerking verleent aan het onderzoek ter vaststelling van haar identiteit en nationaliteit, teneinde de uitzetting te bespoedigen. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2008 in de zaak nr. 200804914/1, gepubliceerd op www.raadvanstate.nl.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het zicht op uitzetting als volgt.
In de door verweerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2008 overweegt de Afdeling onder 2.2.1. dat van de vreemdeling kan worden gevergd dat hij actieve en volledige medewerking verleent aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Nu aan deze overweging de constatering voorafgaat dat in confesso is dat in het jaar 2007 en tot juni 2008 door de Chinese autoriteiten geen LP’s zijn verstrekt aan ongedocumenteerde vreemdelingen, neemt de rechtbank aan dat aan de overwegingen onder 2.1.1 de gedachte ten grondslag ligt dat de vreemdeling door te zorgen dat hij (alsnog) gedocumenteerd raakt kan bewerkstelligen dat de Chinese autoriteiten een LP verstrekken. Zoals deze rechtbank en nevenzitingsplaats echter heeft overwogen in de uitspraak van 26 juni 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder LJ-Nummer BD5672, hebben de Chinese [autoriteiten] na april 2007 ook geen LP’s meer verstrekt aan (deels) gedocumenteerden. Dit was reeds naar voren gekomen uit antwoorden van verweerder op vragen van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Groningen, in de zaak die heeft geleidt tot de uitspraak van 20 juni 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer BD5011, en is door verweerder ter zitting bij de behandeling van de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 26 juni 2008 bevestigd.
Naar aanleiding van verweerders onder voorbehoud gedane mededeling ter zitting dat aan vreemdelingen die in het bezit zijn van een verlopen paspoort wel een LP kan worden verstrekt overweegt de rechtbank dat hij uit hetgeen verweerder bij brief van 10 juni 2008 in reactie op vragen van deze rechtbank en nevenzittingsplaats in de zaken Awb 08/19815, 08/19816, 08/19879 en 08/19699 heeft medegedeeld afleidt dat wanneer sprake is van een verlopen paspoort inderdaad een LP wordt aangevraagd, doch dat ook voor vreemdelingen met verlopen paspoorten sinds mei 2008 geen LP’s meer zijn afgegeven.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in welk concreet resultaat de vreemdeling zou kunnen bewerkstelligen
Verweerder heeft ter zitting ten aanzien van het overleg tussen de Nederlandse bewindspersonen en de Chinese autoriteiten, en over de mogelijke uitkomst daarvan, geen nadere gegevens kunnen verschaffen. Met name heeft verweerder geen (nadere) toelichting kunnen geven op hetgeen deze rechtbank, nevenzittingsplaats Maastricht, in de door eiseres aangehaalde uitspraak van 30 juli 2008 stelt omtrent het overleg met de Chinese autoriteiten en het interdepartementaal overleg van 17 juli 2008. Nu de informatie zoals die is neergelegd in de uitspraak van 30 juli 2008 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Maastricht, vollediger, concreter en van recenter datum is dan de informatie waarop de Afdeling zich in de uitspraak van 28 juli 2008 heeft gebaseerd acht de rechtbank het aangewezen uit te gaan van de informatie uit de uitspraak van 30 juli 2008. De rechtbank acht daarbij met name van belang dat de stagnatie in de afgifte van LP’s na 9 mei 2008 niet meer ter sprake is gebracht bij de Chinese autoriteiten en dat het interdepartementaal overleg geen resultaat heeft gehad en is afgesloten met de conclusie dat op een nader te bepalen moment een volgend overleg zou moeten plaatsvinden over de vragen wie wat kan doen en wie wat gaat doen.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt de rechtbank thans tot de conclusie dat niet gesproken kan worden van een reëel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de opheffing van de bewaring zal worden bevolen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiseres, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om haar ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 95,- per dag voor de dagen die eiseres vanaf 17 juli 2008 heeft doorgebracht in een politiecel en € 70,- per dag voor de dagen die eiseres vanaf 21 juli 2008 heeft doorgebracht in het huis van bewaring. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 1.430,- zal worden toegekend.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden;
- kent aan eiseres ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 1.430,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van der Kris en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A. van den Ham als griffier op 5 augustus 2008.
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
De voorzitter van de rechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 1.430,-.
Aldus gedaan op 5 augustus 2008 door mr. A.I. van der Kris, fungerend voorzitter.