ECLI:NL:RBSGR:2008:BD5561

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/16976
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake zicht op uitzetting van Chinese vreemdeling en ambtsbericht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 juni 2008 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Chinese vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling, eiseres, had beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel van bewaring, opgelegd met het oog op haar uitzetting. Eiseres stelde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat de Chinese autoriteiten sinds mei 2007 geen laissez-passers hadden afgegeven en een Dublinclaim door Duitsland was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de uitzetting van eiseres onderzocht, waaronder de medewerking van de Chinese ambassade en de rol van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). De rechtbank concludeerde dat, hoewel er beperkte laissez-passers worden afgegeven, dit niet betekent dat er geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank oordeelde dat eiseres actief moest meewerken aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor haar uitzetting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling onvoldoende inspanningen heeft geleverd om aan identiteitsdocumenten te komen en dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittinghoudende te Utrecht
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/16976 VRONTN
uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2008
inzake
[eiseres], geboren op [geboortedatum] 1966, van gestelde Chinese nationaliteit, eiseres,
verblijvende in het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg,
gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Utrecht,
tegen een besluit van
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
gemachtigde: S. Knoop-Alberts, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te Den Haag.
Inleiding
1.1 Verweerder heeft op 21 januari 2008 aan eiseres met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw opgelegd. Deze maatregel duurt nog steeds voort.
1.2 Eiseres heeft tegen het voortduren van de bewaring beroep ingesteld bij deze rechtbank. Eiseres heeft daarbij verzocht om een schadevergoeding.
1.3 Verweerder heeft een kopie van de voortgangsrapportage van 16 mei 2008 met betrekking tot de uitzetting van eiseres overgelegd.
1.4 Bij brief van 15 mei 2008 heeft de rechtbank eiseres gelegenheid geboden om binnen twee werkdagen nadat verweerder de voortgangsgegevens heeft verzonden te reageren op de door verweerder verstrekte voortgangsgegevens en daarbij gemotiveerd aan te geven, waarom de behandeling van het vervolgberoep ter zitting niet achterwege mag blijven, alsmede of de vreemdeling in persoon door de rechtbank gehoord wil worden.
1.5 Eiseres heeft hierop bij brief van 19 mei 2008 gereageerd.
1.6 De rechtbank heeft vervolgens op 21 mei 2008 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
1.7 Bij brief van 23 mei 2008 heeft eiseres een nadere reactie ingezonden.
1.8 De rechtbank heeft op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw bepaald dat het onderzoek ter zitting alsnog niet achterwege blijft.
1.9 Het beroep is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 3 juni 2008. Eiseres is aldaar niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.L. Plas, als waarnemer van de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.10 Bij brief van 4 juni 2008 heeft de rechtbank bericht dat tot heropening is besloten en verweerder verzocht om nadere informatie te verstrekken. Bij brief van 11 juni 2008 heeft verweerder nadere informatie verstrekt, waarop eiseres bij brief van 17 juni 2008 heeft gereageerd. Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend om een nadere zitting achterwege te laten. Daarop heeft de rechtbank heden het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op heden.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 96, derde lid, Vw verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.2 Eiseres heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel van bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het zicht op uitzetting ontbreekt omdat sinds mei 2007 geen laissez-passers door de Chinese autoriteiten zijn afgegeven en omdat een Dublinclaim door Duitsland is afgewezen. Verder heeft eiseres aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt aan de uitzetting. Daarbij heeft zij gesteld dat tussen 8 februari 2008 en 16 mei 2008 geen handelingen hebben plaatsgevonden. Eiseres heeft vraagtekens gesteld bij de wijze waarop wordt gerappelleerd en heeft verzocht om een afschrift van de desbetreffende processen-verbaal.
2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Vooropgesteld moet worden dat de rechtbank de maatregel van bewaring reeds eerder heeft getoetst en dat bij uitspraak van 14 februari 2008 is komen vast te staan dat de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan deze uitspraak ten grondslag ligt rechtmatig waren. Derhalve staat thans slechts ter beoordeling of sedert het moment van het sluiten van genoemd onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is. Hierbij acht de rechtbank met name van belang of nog voldoende zicht op uitzetting van eiseres bestaat en of verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiseres.
2.5 Ten aanzien van het door eiseres bestreden zicht op uitzetting overweegt de rechtbank als volgt. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft verweerder bericht: “In het kamerdebat van 23 april 2008 heeft de Staatssecretaris het volgende opgemerkt. In het vorige debat heb ik vooral aangegeven dat het niet onmogelijk is om Chinezen terug te doen keren naar China. De medewerking van de Chinese ambassade is wat dat betreft best wel aanwezig, althans als het gaat om zelfstandige terugkeer. Wij hebben in het afgelopen jaar 92 Chinezen succesvol zelfstandig doen terugkeren in samenwerking met de Organisatie voor Migratie, de IOM. In 2006 waren het er 70, in 2005 35 en in 2004 40. In de afgelopen vier jaar gaat het in totaal om 237 gevallen van Chinezen die wel terug zijn gegaan. Mensen die zelfstandig terug willen, werken dus mee aan terugkeer. Dat is een cruciale factor bij het wel of niet succesvol zijn. De Chinese autoriteiten zijn bereid om papieren af te geven. Wij hebben in 2007 ruim tien vervangende reisdocumenten afgegeven aan vreemdelingen die enige vorm van documentatie hadden. Je hoeft daar echt geen geldig paspoort voor te overleggen.”
2.6 Op de vraag van de rechtbank hoeveel van de teruggekeerde Chinezen in de afgelopen jaren zijn teruggekeerd vanuit vreemdelingenbewaring, heeft verweerder bij brief van 11 juni 2008 aldus geantwoord: “In 2007 zijn naar aanleiding van aanvragen om afgifte van vervangende reisdocumenten door de Nederlandse overheid ruim tien vervangende reisdocumenten afgegeven aan vreemdelingen van Chinese afkomst die enige vorm van documentatie hadden. Daarnaast heeft het IOM in 2007 voor in totaal 92 vreemdelingen de benodigde documenten verkregen om hen te repatriëren. Van deze 92 vreemdelingen die na bemiddeling door het IOM zijn uitgereisd, bevonden zich 15 vreemdelingen op het moment van vertrek in vreemdelingen bewaring (bron: IOM). In 2008 hebben de aanvragen van de Nederlandse overheid nog niet geleid tot afgifte van vervangende reisdocumenten. Het IOM heeft door haar bemiddeling in 2008 vier vreemdelingen doen terugkeren die op het moment van terugkeer in vreemdelingenbewaring verbleven.”.
2.7 Naar aanleiding van deze informatie overweegt de rechtbank dat, indien voor vreemdelingen van een bepaalde nationaliteit alleen de mogelijkheid van vrijwillige terugkeer bestaat, er geen zich op uitzetting binnen redelijke termijn is (zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 januari 2005, LJN: AS4093). Vrijwillige terugkeer via de IOM en via de IOM zelfstandig vertrekken vanuit vreemdelingenbewaring is naar het oordeel van de rechtbank derhalve geen uitzetting, als bedoeld in artikel 59, eerste lid en aanhef, van de Vw. Deze term wordt immers gebruikt voor alle gevallen van verwijdering met de sterke arm uit Nederland. Dit impliceert dat geen sprake is van uitzetting als een vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld Nederland op een door hem verkozen wijze te verlaten (zie de Vreemdelingencirculaire 2000, paragraaf A4/1). Voor de mogelijkheid van uitzetting is een laissez- passer van de Chinese autoriteiten nodig, dan wel een paspoort.
2.8 Uit de desgevraagd door verweerder bij brief van 11 juni 2008 overgelegde cijfers blijkt dat in 2007 ruim tien laissez-passers zijn verstrekt en in 2008 geen. Dat deze cijfers geen uitsluitsel geven over de uitzetting van Chinese onderdanen met een paspoort laat onverlet dat aangenomen moet worden dat, indien een Chinees onderdaan beschikt over een geldig paspoort, hij kan worden uitgezet naar dat land. De omstandigheid dat er slechts zeer beperkt laissez-passers worden afgegeven betekent dus niet dat er op voorhand geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank volgt dan ook niet het desbetreffende betoog van eiseres. Indien een Chinees onderdaan ten tijde van zijn inbewaringstelling niet al over een geldig paspoort beschikt, kan hij, gelet op het algemeen ambtsbericht China van april 2008 (pagina 39) indien hij zijn hukou-boekje, een identiteitsbewijs en twee pasfoto’s inlevert, de beschikking krijgen over een paspoort. Voorts blijkt uit dat ambtsbericht (pagina 37) dat, indien een persoon zijn correcte naam, geboortedatum en laatst bekende adres opgeeft, deze in de hukou-registratie terug te vinden moet zijn (pagina 37). De rechtbank overweegt in aansluiting op het vorenstaande dat van de vreemdeling mag worden verwacht dat hij, mede gelet op zijn rechtsplicht om Nederland in verband met zijn onrechtmatige verblijf te verlaten, actief zoveel mogelijk voormelde gegevens (volledig en juist) verstrekt. Daarnaast moet verweerder in de gelegenheid worden gesteld een onderzoek te verrichten naar die gegevens.
2.9 Indien op enig moment moet worden aangenomen dat voormelde inspanningen van een (gesteld) Chinees onderdaan en verweerder redelijkerwijs geen resultaat meer zullen opleveren, moet worden geconcludeerd dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Indien de vreemdeling van meet af aan de vereiste volledige en actieve medewerking verleent aan het onderzoek, zal dat moment, gelet op het zeer beperkte aantal uitzettingen naar China in de laatste jaren, eerder zijn bereikt.
2.10 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is in het onderhavige geval het volgende gebleken. Het onderzoek naar aanleiding van de aanvraag van 11 februari 2008 om afgifte van een laissez-passer loopt nog bij de Chinese autoriteiten. Bij hen is op 4 april 2008 (in persoon), 9 mei 2008 (in persoon) en laatstelijk op 15 mei 2008 (schriftelijk) gerappelleerd. De rechtbank ziet geen grond voor twijfel aan verweerders mededeling dat op die dagen daadwerkelijk is gerappelleerd. Nadat eiseres eerder heeft verklaard dat zij met haar originele paspoort met een visum vanuit China naar Duitsland is gereisd, heeft verweerder daarnaar onderzoek laten verrichten. Daaruit is gebleken dat eiseres onder de door haar opgegeven personalia niet bekend is in de Duitse systemen. Daarnaast heeft het onderzoek door de Duitse Immigration Liaison Officer bij de Duitse Kanselarij te Beijing naar het door eiseres gestelde visum evenmin resultaat opgeleverd. Op 14 maart 2008 heeft het bureau Dublin bericht dat de claim om eiseres terug te laten nemen door de Duitse autoriteiten is afgewezen. Op 21 april 2008 is met eiseres een vertrekgesprek gevoerd. Blijkens het verslag van dat gesprek heeft eiseres verklaard dat zij tot op heden niets heeft ondernomen om aan identiteitsdocumenten te komen. Verder heeft eiseres in dat gesprek verklaard dat zij haar paspoort met visum heeft moeten inleveren bij een tussenpersoon, maar dat zij niet weet waar die persoon het visum heeft verkregen. Blijkens het proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding van 21 januari 2008 heeft eiseres op 20 januari 2008 verklaard dat zij na aankomst in Duitsland haar paspoort heeft weggegooid in een prullenbak op een luchthaven om niet naar China te worden teruggestuurd.
2.11 Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank, bezien in het licht van de huidige duur van de bewaring, geen grond voor het oordeel dat thans geen reëel zicht op uitzetting van eiseres bestaat. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat eiseres die inspanningen heeft verricht die ter verkrijging van een (vervangend) paspoort van haar mogen worden verwacht. Eiseres heeft verder niet volledige en juiste gegevens verstrekt. De stelling van eiseres dat zij met een (geldig) visum in haar originele paspoort Duitsland is ingereisd is onjuist gebleken en zij heeft terzake van het verlies van dat paspoort tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Eiseres heeft voorts niets ondernomen om aan identiteitsdocumenten te komen. Onder deze omstandigheden mag verweerder de gelegenheid worden geboden nader onderzoek te (blijven) doen. Voor het oordeel dat dat onderzoek redelijkerwijs geen resultaat meer zal opleveren, ziet de rechtbank geen grond.
2.12 Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.10 is overwogen, volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat tussen 8 februari 2008 en 16 mei 2008 geen uitzethandelingen hebben plaatsgevonden. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiseres.
2.13 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring ten aanzien van eiseres niet in strijd is met de Vw en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.14 Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden. De opheffing van de maatregel van bewaring wordt niet bevolen. Derhalve bestaat geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.15 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. M. ter Brugge, voorzitter, en mrs. F.M.D. Aardema en M.P. Glerum, in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2008.
De griffier: De voorzitter:
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
mr. C.G.J.M. Moison mr. M. ter Brugge
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.