Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
Reg. nr. AWB 08/1425 BESLU en AWB 08/1426 BESLU
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:84
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoeker], verzoeker, wonende te [woonplaats],
ten aanzien van de besluiten van 2 november 2007 en 18 januari 2008 van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij afzonderlijke besluiten van 2 november 2007, gepubliceerd in het streekblad op gelijke datum, en 18 januari 2008, gepubliceerd in het streekblad op gelijke datum, heeft verweerder kapvergunningen verleend voor het kappen van twee grauwe abelen staande op het plein aan het [...] te Zoetermeer.
Tegen deze besluiten heeft verzoeker bij brief van 30 januari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 27 februari 2008 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Het verzoek is op 12 maart 2008 ter zitting behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A], [B] en [C].
De voorzieningenrechter kan, indien tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend voor een beslissing in beroep.
Verzoeker woont aan het plein [...] te Zoetermeer (hierna: het plein). Bij de toegang van dit plein stonden sinds de aanleg daarvan twee grauwe abelen (hierna: abelen) met een hoogte van, laatstelijk, ongeveer 20 meter. In verband met verkeersveiligheidsredenen - de wortels van de abelen groeiden omhoog, zodat de bestrating van het plein op verschillende plaatsen omhoog kwam en los kwam te liggen - is voor deze abelen een kapvergunning aangevraagd. Verweerder heeft deze kapvergunningen verleend. Op basis van de kapvergunning van 2 november 2007 is één van de twee abelen inmiddels gekapt. De abeel waarvoor de kapvergunning van 18 januari 2008 is verleend, is nog niet gekapt.
Ter zitting is gebleken dat verweerder voornemens is om op de plaats van de abelen vóór half april 2008 haagbeuken terug te plaatsen van ongeveer vier meter hoog, waarbij de stam op één meter hoogte, gezien vanaf de grond, een omtrek heeft van circa 25 centimeter. Dit voornemen tot herplant is niet opgenomen in de kapvergunningen. Van dit voornemen is verzoeker eind januari 2008 in een telefoongesprek met een medewerker van de gemeente Zoetermeer op de hoogte geraakt.
Bij brief van 30 januari 2008 heeft verzoeker aan verweerder - kort samengevat - aangegeven dat hij geen bezwaar maakt tegen het kappen van de abelen maar dat hij zich niet kan verenigen met de terugplaatsing van bomen met een omvang zoals door verweerder is voorgenomen. Volgens verzoeker betroffen de abelen beeldbepalende bomen waarvoor in de plaats bomen van ongeveer tien á twaalf meter dienen te worden teruggeplaatst. Volgens verzoeker is een herplant van bomen van deze hoogte goed mogelijk. Blijkens een brief van verweerder aan verzoeker van 22 februari 2008 heeft verweerder de brief van verzoeker van 30 januari 2008 in behandeling genomen en aangemerkt als bezwaarschrift.
Het verzoek om een voorlopige voorziening strekt ertoe dat aan verweerder de verplichting wordt opgelegd om vóór aanvang van het groeiseizoen op de plaats van de abelen bomen te planten met een hoogte van ongeveer tien á twaalf meter, zodat de te planten bomen nog dit seizoen verder kunnen groeien en er geen groeiseizoen verloren gaat.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat blijkens de Algemene Plaatselijke Verordening (1998) voor Zoetermeer (hierna: APV) en de artikelsgewijze toelichting daarop, aan kapvergunningen een herplantplicht kán worden verbonden, maar dat dit niet moet. Volgens verweerder betreft de onderhavige herplant van de haagbeuken op de plaats waar de abelen stonden een feitelijke handeling waartegen geen rechtsmiddel openstaat. De voorzieningenrechter volgt deze redenering niet en overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 4.5.3 van de APV is het in bepaalde gevallen verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een boom te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.5.6, tweede lid, van de APV kan het college aan de kapvergunning het voorschrift verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.
Nu verzoeker in zijn brief van 30 januari 2008 van mening is dat er op het plein bomen van een bepaalde omvang geplant dienen te worden in de plaats van de te kappen en de (inmiddels) gekapte abelen, dient dit te worden opgevat als bezwaar tegen het ontbreken in de kapvergunningen van een voorwaarde in de zin van een herplantplicht. Gelet hierop is het door verzoeker in zijn brief van 30 januari 2008 gemaakte bezwaar gericht tegen de twee besluiten van verweerder waarin de kapvergunningen worden verleend. Voor zover deze brief zich richt tegen de kapvergunning van 2 november 2007, geldt dat verweerder dit bezwaar naar het oordeel van de voorzieningenrechter naar verwachting niet-ontvankelijk zal verklaren wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De voorzieningenrechter verbindt hieraan echter geen consequenties ten aanzien van de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het in de brief van 30 januari 2008 gemaakte bezwaar ten aanzien van de kapvergunning van 18 januari 2008 tijdig is gemaakt en dat de kap en herplant van beide bomen, waarvoor de kapvergunningen zijn verleend, onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.
Daarmee komt de voorzieningenrechter tot de beoordeling van de vraag of de kapvergunningen zonder dat daaraan tevens de voorwaarde van een herplantplicht is verbonden, de rechtmatigheidstoets kunnen doorstaan.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat op het plein haagbeuken worden teruggeplaatst omdat de wortels van deze bomen naar beneden groeien, zodat er geen dergelijke problemen als met de abelen te verwachten vallen, en omdat haagbeuken iets smaller blijven dan abelen, zodat minder overlast te verwachten valt voor omwonenden door schaduwvorming. Bovendien hebben haagbeuken volgens verweerder een relatief langere levensduur dan abelen. Er is gekozen om haagbeuken te planten van genoemde afmetingen omdat relatief kleinere bomen volgens verweerder makkelijker te planten zijn dan grotere bomen. Voorts speelt bij de keuze voor het formaat van de haagbeuken een rol dat grotere exemplaren veel duurder zijn, aldus verweerder.
Ingevolge artikel 4.5.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV kan een vergunning voor het kappen van een boom worden geweigerd wanneer een boom beeld- of structuurbepalend is.
Blijkens de Beleidsregels bomen van maart 2007 van de gemeente Zoetermeer zijn bomen onder meer beeld- of structuurbepalend indien zij van bijzondere betekening zijn in de ruimte waar zij staan. Volgens deze beleidsregels worden in het Zoetermeerse bomenbeleid onder meer als beeld- of structuurbepalend aangemerkt solitair geplante bomen die door hun verschijning bepalend zijn voor de sfeer en het karakter van de plek. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting hebben de abelen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een dergelijk beeldbepalend karakter, nu zij door hun omvang en plaatsing de toegang tot het plein [...] markeren.
Blijkens de artikelsgewijze toelichting bij de APV geschiedt een herbeplanting bij de gemeente om redenen van behoud van natuur- of landschapswaarden, stads- en dorpsschoon of leefbaarheid, en zal zij zoveel mogelijk ter plaatse moeten gebeuren. Voorts kan blijkens deze toelichting bij het soort aanwijzingen dat het college kan geven gedacht worden aan de soort boom die herplant dient te worden en bij de vervanging van een grote boom kan gedacht worden aan herplant van een boom van vergelijkbare grootte of aanplant van meer dan een boompje.
Verweerder heeft in dit verband ter zitting aangegeven dat hij, voor zover al aangenomen zou moeten worden dat de abelen een beeldbepalend karakter hebben, zoals verzoeker heeft aangevoerd, een belangenafweging heeft gemaakt. Daarbij heeft hij het belang van het kappen van de abelen uit verkeersveiligheidsoverwegingen zwaarder geacht dan het belang van het laten staan van de abelen wegens hun eventuele beeldbepalende karakter.
Dit neemt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet weg dat, mede gelet op het hierboven weergegeven beleid ten aanzien van de gevallen waarin een herplantplicht kan worden opgenomen in de kapvergunning en de wijze waarop deze kan worden ingevuld, verweerder in het besluit van 18 januari 2008 niet heeft gemotiveerd waarom in de kapvergunningen niet een herplantplicht is opgenomen, meer in het bijzonder een herplantplicht strekkend tot herplant van bomen van een grotere omvang dan thans door verweerder is voorzien. In dat licht acht de voorzieningenrechter in bezwaar een nadere motivering noodzakelijk van de keuze om te volstaan met het herplanten van haagbeuken van de door verweerder genoemde omvang.
Niettemin bestaat er geen aanleiding voor het treffen van de door verzoeker verzochte, vérstrekkende, voorziening die zou inhouden dat verweerder op zeer korte termijn bomen herplant op het plein met een hoogte van tien á twaalf meter. Gelet op hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard, kan immers niet uitgesloten worden dat na afweging van de betrokken belangen de herplant van haagbeuken van de voorgenomen omvang als een adequate vervanging van de abelen kan worden beschouwd. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zal het bestreden besluit dan ook zonder onrechtmatigheid in stand kunnen blijven indien in het besluit op bezwaar tevens gemotiveerd wordt op welke wijze inhoud wordt gegeven aan de herplantplicht en de redenen die daartoe hebben geleid. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. E. Dijt, voorzieningenrechter, en in het
openbaar uitgesproken op 19 maart 2008, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.J. Algera.