ECLI:NL:RBSGR:2008:BC3383
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening voor alleenstaande minderjarige vreemdeling in verblijfsprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 januari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv). De verzoekster, van Angolese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking dat zij buiten haar schuld Nederland niet kon verlaten. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie, waarna verzoekster bezwaar had gemaakt. De voorzieningenrechter moest beoordelen of verzoekster voldeed aan de voorwaarde van drie jaar aaneengesloten verblijf in Nederland, zoals omschreven in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). De discussie ging vooral over de interpretatie van de zinsnede "na een in rechte onaantastbaar geworden beslissing". Verweerder stelde dat de periode van drie jaar pas begon na een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 juni 2006, terwijl verzoekster betoogde dat deze periode begon op 6 juli 2004, na de afwijzing van haar bezwaar. De voorzieningenrechter oordeelde dat de voorlopige voorzieningenprocedure niet geschikt was om deze principiële vraag te beantwoorden. Aangezien niet kon worden uitgesloten dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen had, besloot de voorzieningenrechter om de uitzetting van verzoekster te verbieden totdat op het bezwaar was beslist. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op € 644,= werden vastgesteld. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.