ECLI:NL:RBSGR:2007:BD1247

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Insolventienummer 06/17 R
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verkorting looptijd schuldsaneringsregeling in het kader van minnelijke trajecten

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 oktober 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, geboren in 1957, had op 11 januari 2006 een definitieve schuldsaneringsregeling toegewezen gekregen, waarbij mr. D. de Loor was benoemd tot rechter-commissaris. De schuldenaar diende op 12 juli 2007 een verzoek in om de looptijd van de schuldsaneringsregeling met ongeveer 10 maanden te verkorten, onder verwijzing naar het feit dat hij sinds 15 maart 2005 in een minnelijke regeling had gespaard. De bewindvoerder betwistte echter dat de schuldenaar in het minnelijke traject evenveel had gespaard als in de wettelijke regeling en stelde dat de schuldenaar niet in aanmerking kwam voor een korting op de looptijd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2007, waarbij de schuldenaar en zijn bewindvoerder aanwezig waren, werd vastgesteld dat de schuldenaar bij aanvang van de schuldsaneringsregeling € 3.403,05 had gespaard en daarnaast € 3.540,96 aan crediteuren had voldaan. De rechtbank overwoog dat de norm voor de looptijd van de schuldsaneringsregeling drie jaar is, zoals vastgelegd in de Faillissementswet. Afwijkingen van deze norm zijn mogelijk, maar de rechtbank oordeelde dat sparen in het minnelijke traject, behoudens bijzondere omstandigheden, geen reden is om van de standaard looptijd af te wijken.

De rechtbank concludeerde dat de inspanningen van de schuldenaar in het minnelijke traject niet gelijkgesteld kunnen worden aan die in de wettelijke schuldsanering. De rechtbank wees het verzoek van de schuldenaar af, met de overweging dat het sparen in het minnelijke traject niet kan leiden tot een verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling. De beslissing werd genomen door mr. M.P. de Valk en werd ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

insolventienummer: 06/17 R
uitspraakdatum : 4 oktober 2007
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
Ten aanzien van:
Natuurlijk persoon
[X],
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
werd bij vonnis van deze rechtbank van 11 januari 2006 de definitieve schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van mr. D. de Loor tot rechter-commissaris. [bewindvoerder] ([Y] c.s.), gevestigd te [P], is laatstelijk benoemd tot bewindvoerder.
Op 12 juli 2007 heeft de schuldenaar een verzoek ingediend tot wijziging van het saneringsplan, teneinde de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verkorten met circa 10 maanden. Schuldenaar heeft daarbij aangegeven dat hij sedert 15 maart 2005 in het minnelijke traject op dezelfde wijze heeft gespaard als thans tijdens de schuldsaneringsregeling. De periode vanaf 15 maart 2005 tot de aanvang van de wettelijke schuldsaneringsregeling, te weten 11 januari 2006, dient derhalve te worden afgetrokken van de 3-jaarstermijn die gebruikelijk is in schuldsaneringen. Schuldenaar heeft daarbij verwezen naar het arrest van het Hof Leeuwarden van 11 september 2006.
De bewindvoerder heeft bij brief van 19 september 2007 aangegeven dat schuldenaar in het minnelijk traject niet evenveel heeft gespaard als in het wettelijke traject, en dat schuldenaar niet voor korting in aanmerking komt.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 september 2007. Schuldenaar is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [Z]. Voorts is verschenen mevr. [bewindvoerder].
Desgevraagd heeft schuldenaar op 21 september 2007 nog nadere stukken overgelegd.
De rechtbank stelt, onder meer op basis van de door schuldenaar overgelegde stukken, vast dat bij aanvang van de schuldsaneringsregeling € 3.403,05 door schuldenaar is overgeboekt van zijn giro(spaar)rekening naar de boedelrekening. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat schuldenaar in de 10 maanden voorafgaande aan de schuldsanering de volgende crediteuren heeft voldaan: ING (€ 1.200,-), Wehkamp (€ 600,-), zijn partner (€ 1.169,05) en zijn moeder (€ 434,-), in totaal derhalve € 3.540,96. Blijkens informatie van de bewindvoerder had de schuldenaar tijdens de eerste 10 maanden van de wettelijke schuldsanering een bedrag € 7.705,99 gespaard. Schuldenaar had tijdens het minnelijk traject een vergelijkbaar inkomen als tijdens de wettelijke regeling.
De vraag is thans of de omstandigheid dat schuldenaar tijdens de minnelijke regeling € 3.403,05 heeft gespaard en daarnaast voor € 3.540,96 aan crediteuren heeft voldaan, een korting op de standaard looptijd van drie jaar van de wettelijke schuldsaneringsregeling rechtvaardigt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met betrekking tot de looptijd van de schuldsaneringsregeling geldt als norm 3 jaar (vergelijk art. 343 van de Faillissementswet (Fw) alsook art. 349a van de per 1 januari 2008 inwerkingtredende Wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de herziening van de schuldsanering natuurlijke personen). Afwijking van deze norm naar boven en beneden is mogelijk. De rechtbank is evenwel van oordeel dat sparen in het minnelijke traject behoudens bijzondere omstandigheden geen korting op de looptijd rechtvaardigt. Immers uit het wettelijke systeem van de schuldsaneringsregeling volgt dat ingevolge art. 285, eerste lid onder e Fw iedere wettelijke schuldsanering moet worden voorafgegaan door een minnelijk traject waarbij een buitenwettelijke oplossing wordt beproefd. Doorgaans zal dit ook met zich brengen dat de schuldenaar indien mogelijk tijdens het minnelijke traject zal moeten sparen. Komt geen regeling tot stand dan zal het gespaarde bedrag dienen te worden gestort op de boedelrekening. Met andere woorden, (bijna) iedere schuldenaar heeft voorafgaande aan de wettelijke schuldsanering reeds een periode doorgemaakt waarbij hij/zij zich maximaal heeft moeten inspannen om gelden ten behoeve van crediteuren af te dragen. Deze inspanning kan dan ook geen reden zijn om van de gestelde norm van 3 jaar af te wijken. Volgens de landelijke Richtlijnen voor schuldsaneringen opgesteld door Recofa (een landelijk overleg met rechters-commissarissen insolventies) is sparen tijdens het minnelijk traject in de regel dan ook geen reden voor korting op de looptijd (vergelijk art. 22 sub d van deze Richtlijnen). Art. 22 van genoemde Richtlijnen bepaalt wel dat op de looptijd gekort kan worden indien de schuldenaar in een aan de schuldsanering voorafgaand faillissement of surseance heeft gespaard. Korting ligt alsdan voor de hand omdat door controle van curator of bewindvoerder gewaarborgd is dat de schuldenaar zich ook daadwerkelijk maximaal inspant om te sparen én omdat sparen tijdens faillissement en surseance voor de schuldenaar juist vanwege deze controle belastender is dan sparen tijdens een minnelijk traject.
In zoverre deelt de rechtbank derhalve niet het oordeel van het gerechtshof te Leeuwarden die bij arrest van 11 september 2006 heeft overwogen dat indien het minnelijk traject wat spaaropbrengst betreft identiek is aan het wettelijk traject, korting op de driejaars-termijn geïndiceerd is.
Overigens heeft de schuldenaar ongeveer de helft van het tijdens het minnelijk traject gespaarde bedrag reeds uitbetaald aan crediteuren (onder meer aan familie en kennissen), waardoor de andere crediteuren benadeeld zijn. Ook om deze reden kan in casu het sparen door de schuldenaar voorafgaande aan de schuldsaneringsregeling niet op een lijn worden gesteld met het sparen tijdens de schuldsaneringsregeling. Dat de schuldenaar deze bedragen kennelijk met instemming van de schuldhulpverlener heeft voldaan, doet aan het voorstaande niet af.
Ook de omstandigheid dat de schuldenaar tijdens het wettelijk traject kennelijk meer heeft afgedragen dan waartoe hij gehouden was, rechtvaardigt geen korting op de looptijd. Wel kan schuldenaar dit bedrag onderdeel maken van een aan crediteuren aan te bieden akkoord.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van schuldenaar om het saneringsplan te wijzigen afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wijziging van het saneringsplan.
Gewezen door mr. M.P. de Valk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een procureur binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen te griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.