ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0083
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en schadevergoeding voor gedetineerde asielzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 oktober 2007 uitspraak gedaan over de onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser, die op 2 oktober 2007 in bewaring was gesteld. Eiser, afkomstig uit Centraal-Irak, werd overgenomen van de Duitse autoriteiten en had geen identiteitsdocumenten. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, in de eerste drie weken van de bewaring geen enkele actie had ondernomen om de herkomst van eiser te onderzoeken of om uitzettingshandelingen te verrichten. Dit was in strijd met de vereiste voortvarendheid die van de overheid verwacht mag worden in dergelijke situaties.
De rechtbank stelde vast dat eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat de maatregel van bewaring op de juiste grondslag berustte. Echter, de rechtbank oordeelde dat de maatregel onrechtmatig was geworden op 9 oktober 2007, omdat er geen uitzettingshandelingen waren verricht. De rechtbank benadrukte dat het van belang is dat asielzoekers de gelegenheid krijgen om hun asielaanvraag in vrijheid af te wachten, en dat de overheid tijdig onderzoek moet doen naar de mogelijkheden van gedwongen uitzetting.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende eiser een schadevergoeding toe van €910,= voor de 13 dagen die hij in bewaring had doorgebracht. Tevens werden de proceskosten van eiser vergoed door de Staat der Nederlanden. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de rechten van asielzoekers en de verplichtingen van de overheid met betrekking tot vreemdelingenbewaring.