ECLI:NL:RBSGR:2007:BB5608
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.C. Dedel-van Walbeek
- E.F. Brinkman
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 63 van de Rijksoctrooiwet in het kader van nietigheidsacties
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 juni 2007, staat de toepassing van artikel 63 van de Rijksoctrooiwet centraal. De eisers, Hollandsche Beton Groep N.V. en Gebroeders [A.] B.V., zijn rechthebbenden op octrooi nr. 1016026, dat betrekking heeft op een werkwijze voor het aanbrengen van een verharding. De derde partij, [B.] B.V., heeft op 4 oktober 2005 een dagvaarding tot nietigverklaring van het octrooi ingediend, wat in het octrooiregister is ingeschreven. Vervolgens hebben de eisers op 3 februari 2006 verzocht om inschrijving van een akte van gedeeltelijke afstand van het octrooi. De derde partij heeft echter geen toestemming verleend voor deze afstand, wat leidde tot een afwijzing van het verzoek door verweerder, het Bureau voor de Industriële Eigendom.
De rechtbank oordeelt dat de inschrijving van de akte van gedeeltelijke afstand terecht is geweigerd, omdat de derde partij een nietigheidsactie heeft ingesteld en geen toestemming heeft verleend. De rechtbank stelt vast dat het begrip 'rechtsvordering' in artikel 63, tweede lid, van de wet ook nietigheidsacties omvat. Dit betekent dat de wetgever geen beperkingen heeft aangebracht op het begrip 'rechtsvorderingen', en dat de afstand van het octrooi niet kan plaatsvinden zolang er rechtsvorderingen aanhangig zijn die betrekking hebben op het octrooi.
De rechtbank concludeert dat de weigering van de inschrijving van de akte van gedeeltelijke afstand door verweerder rechtmatig was, en verklaart het beroep van de eisers ongegrond. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.