ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2051
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
BPM-berekening bij import van personenauto uit België
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 maart 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de berekening van de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) bij de import van een personenauto uit België. Eiser, eigenaar van een Volvo 740 uit 1989, had bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van BPM, waarbij de belasting was berekend op basis van een cataloguswaarde van € 30.376. Eiser stelde dat de juiste waarde veel lager was, namelijk op basis van de ANWB/Bovag-koerslijst van 1996, die een koerslijstwaarde van f 8.000 aangaf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de inspecteur van de Belastingdienst/Douane een juiste catalogusprijs van € 23.244 had gehanteerd, zoals bevestigd door Volvo Cars Nederland BV.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur bij de berekening van de BPM een vermindering van 90% had toegepast, wat voldoende aannemelijk maakte dat de nageheven BPM niet hoger was dan de BPM op vergelijkbare auto’s die al in Nederland geregistreerd waren. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat de waarde van de auto nihil zou zijn, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de auto niet op nihil kon worden gesteld, gezien het feit dat de auto tot 29 juli 2006 APK-goedgekeurd was.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Hoge Raad in eerdere arresten had geoordeeld dat de afschrijvingstabel van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen niet in overeenstemming was met het Europese recht, maar dat dit niet betekende dat er geen BPM geheven kon worden. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Riel, griffier.