ECLI:NL:RBSGR:2007:BA1752
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Griekenland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 maart 2007 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Iraakse nationaliteit, had op 3 oktober 2006 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 13 november 2006 afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), omdat Griekenland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat uitzetting naar Griekenland achterwege zou blijven totdat op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker in overweging genomen, waarbij hij aanvoerde dat hij geen vertrouwen heeft in de Griekse autoriteiten en vreest voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechter heeft vastgesteld dat, gezien de jurisprudentie en de zorgen over de asielprocedure in Griekenland, het beroep van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
De uitspraak houdt in dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, wordt gelast om de uitzetting van verzoeker achterwege te laten totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, die zijn vastgesteld op € 322. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.