Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 07/1033
V-nr.: [nummer]
inzake: [eiser], geboren op [geboortedatum] 1970, van (gestelde) Nigeriaanse nationaliteit, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Bankenbosch te Veenhuizen, eiser,
gemachtigde: mr. drs. R.E.J.M. van den Toorn, medewerker van de Stichting Rechtsbijstand Asiel te Made,
tegen: de Minister van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M. van Giessen, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 26 december 2006 is eiser op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Bij beroepschrift van 5 januari 2007 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op 29 december 2006 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 5 januari 2007 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van eiser toegepaste vrijheidsontnemende maatregel is in het besluit gehandhaafd.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 16 januari 2007. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E. Nardelli. Ter zitting was tevens aanwezig H.J. de Geus, tolk in de Engelse taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, omdat eiser aangaf de tolk niet goed te begrijpen, en heeft bepaald dat het onderzoek op 18 januari 2007 zal worden hervat.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 18 januari 2007. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M.B. van den Toorn-Volkers. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. van Giessen. Ter zitting was tevens aanwezig A.Y.C. Sikkens, tolk in de Engelse taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en heeft met instemming van alle partijen bepaald dat het onderzoek op 23 januari 2007 zal worden hervat in het bijzijn van een tolk in de Ibu taal.
Het onderzoek is ter zitting voortgezet op 23 januari 2007. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting was tevens aanwezig J.I. Mgbejume, tolk in de Ibu taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Het beroep is op 5 januari 2007 ingediend. De uiterste datum waarop eiser gehoord diende te worden ingevolge artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000 was op vrijdag 19 januari 2007. De behandeling van de zaak op deze zitting is juridisch gezien dus tardief. Op 16 januari 2007 stond de zaak voor de eerste maal ter zitting gepland. De zaak is toen geschorst omdat er een tolk in de Engelse taal aanwezig was in plaats van een tolk in de Ibu taal. Op 18 januari 2007 stond de zaak voor de tweede maal ter zitting gepland. De zaak is toen geschorst omdat er wederom een tolk in de Engelse taal aanwezig was. De rechtbank heeft kennelijk een misslag gemaakt door twee maal een tolk in de Engelse taal op te roepen. Voor wat betreft de rechtmatigheid van de in bewaringstelling refereert eiser zich aan het oordeel van de rechtbank.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Er heeft geen schending van de termijn plaatsgevonden ingevolge artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000. Ter zitting van 18 januari 2007 is er een aanvang gemaakt met het horen van eiser in de Engelse taal. Mede op verzoek van de aanwezige gemachtigde van eiser ter zitting van 18 januari 2007 is er besloten de zaak te schorsen en te verdagen naar deze zitting, zodat eiser nader gehoord kon worden in het bijzijn van een tolk in de Ibu taal. Eiser is de toegang tot Nederland geweigerd en het belang van verweerder dient dan ook te prevaleren boven het belang van eiser. Eiser heeft geen gronden ingediend met betrekking tot de rechtmatigheid van de opgelegde maatregel.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
Verweerder voert het beleid dat onder meer tot - voortzetting van - de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 wordt besloten indien de asielaanvraag binnen de aanmeldcentrumprocedure is afgewezen.
Ingevolge artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000 bepaalt de rechtbank onmiddellijk het tijdstip van het onderzoek ter zitting. De zitting vindt uiterlijk op de veertiende dag na ontvangst van het beroepschrift dan wel de kennisgeving plaats. De rechtbank roept de vreemdeling op om in persoon dan wel in persoon of bij raadsman en Onze Minister om bij gemachtigde te verschijnen teneinde te worden gehoord. In afwijking van artikel 8:42, tweede lid, van de Awb kan de in dat artikel bedoelde termijn niet worden verlengd. Deze termijn eindigde in casu op 19 januari 2007.
Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat eiser binnen veertien dagen is gehoord. Eiser is op 16 januari 2007 ter zitting aangevoerd. Uit het proces-verbaal van de zitting van 16 januari 2007 blijkt dat eiser de ter zitting aanwezige tolk in de Engelse taal niet goed heeft begrepen en het onderzoek ter zitting is geschorst. Eiser is op 18 januari 2007 wederom ter zitting aangevoerd. Uit het proces-verbaal van de zitting van 18 januari 2007 blijkt dat de door de rechtbank opgeroepen tolk in de Ibu taal niet beschikbaar was. Ter zitting is een tolk in de Engelse taal verschenen. Uit het proces-verbaal van de zitting van 18 januari 2007 blijkt dat er enige communicatie mogelijk was met eiser. En voorts dat de gemachtigde van verweerder en gemachtigde van eiser ter zitting instemden met behandeling van de zaak op 23 januari 2007 in het bijzijn van een tolk in de Ibu taal, waarna de rechtbank het onderzoek heeft geschorst. Voorts is van belang dat het proces-verbaal van verhoor van 25 december 2006 vermeldt dat het verhoor in het Engels heeft plaatsgevonden en dat eiser het goed heeft begrepen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op 18 januari 2007 tijdig een aanvang is gemaakt met het horen van eiser en dat namens eiser is ingestemd met voortzetting daarvan ter zitting van 23 januari 2007. Van strijd met de in artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000 genoemde termijn is derhalve geen sprake.
De rechtbank stelt vast dat de rechtmatigheid van de oplegging van de maatregel door eiser niet is betwist.
De rechtbank is ook overigens van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 thans niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 30 januari 2007 door mr. G.S. Crince le Roy, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.G.J. Geerlings, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.