ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ8692
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening voor vreemdelingen met verzoek om verblijfsvergunning
In deze zaak hebben verzoekers, vreemdelingen van Filippijnse nationaliteit, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De verzoekers verblijven sinds 12 december 1995 in Nederland en hebben eerder een aanvraag ingediend op 29 juni 2004, die door de Minister van Justitie is afgewezen. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de aanvragen van verzoekers terecht zijn aangemerkt als aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier. De verzoekers hebben nu verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen dat zij uit Nederland zullen worden verwijderd.
De voorzieningenrechter heeft op 5 februari 2007 geoordeeld dat er aanleiding is om de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 29 juni 2004 als een aanvraag moet worden beschouwd en dat verzoekers vrijstelling van het mvv-vereiste genieten. De voorzieningenrechter heeft de Minister van Justitie veroordeeld in de proceskosten en het betaalde griffierecht aan verzoekers te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze beslissing.
De zaak betreft een belangrijke overweging in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de rechten van vreemdelingen in Nederland worden gewaarborgd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van aanvragen voor verblijfsvergunningen en de rechten van verzoekers in het proces.