RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/ 3873 WAZ, 05/3874 IB/PVV, 05/3875 ZFWET, 05/3876 WAZ, 05/3877 IB/PVV, 05/3878 WAZ, 05/3879 IB/PVV
Uitspraakdatum: 4 januari 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X.], wonende te [Y.], eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres de hieronder vermelde navorderingsaanslagen opgelegd:
- een navorderingsaanslag in de premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 1999 ten bedrage van ƒ 2.834 (€ 1.286);
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.885;
- een navorderingsaanslag in de premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 2001 ten bedrage van ƒ 1.501 (€ 681).
Verweerder heeft aan eiseres de hieronder vermelde aanslagen opgelegd:
- een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 naar een belastbaar inkomen van ƒ 83.871 (€ 38.059);
- een aanslag in de premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 2000 ten bedrage van ƒ 4.840 (€ 2.196);
- een aanslag in de premie Ziekenfondswet voor het jaar 2000 ten bedrage van ƒ 3.337 (€ 1.514).
De hiervoor genoemde navorderingsaanslagen en aanslagen worden hierna tezamen aangeduid als: de belastingaanslagen.
1.2. Verweerder heeft bij beschikking aan eiseres een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van ƒ 7.691 (€ 3.490), zijnde 50% van het bedrag waarop de aan eiseres voor het jaar 1999 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen zou zijn vastgesteld indien geen rekening was gehouden met verliezen.
Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag in de premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 1999 heeft verweerder eiseres bij beschikking een vergrijpboete ten bedrage van ƒ 1.417 (€ 643) opgelegd.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 heeft verweerder eiseres bij beschikking een vergrijpboete ten bedrage van ƒ 22.668 (€ 10.286) opgelegd.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag in de premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 2000 heeft verweerder eiseres bij beschikking een vergrijpboete ten bedrage van ƒ 2.420 (€ 1.098) opgelegd.
De hiervoor genoemde beschikkingen worden hierna tezamen aangeduid als: de boetebeschikkingen.
1.3. Eiseres heeft tegen de belastingaanslagen en boetebeschikkingen bezwaar gemaakt.
1.4. Verweerder heeft op 10 mei 2005 de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
1.5. Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 6 juni 2005, ontvangen bij de rechtbank op 7 juni 2005, beroep ingesteld.
1.6. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2006 te 's-Gravenhage.
Namens eiseres is daar verschenen [naam]. Namens verweerder zijn verschenen [personen]
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiseres was in 1999, 2000 en 2001 vennoot in de vennootschap onder firma [D.] te [plaats] (hierna: [D.]). Haar medevennoot was [naam medevennoot] te Bombay (India). Het winstaandeel van eiseres was 100%, dat van [naam medevennoot] 0%.
[D.] exploiteerde een invoer-, uitvoer- en groothandel in (voornamelijk) textiel en rijst. Er waren geen werknemers in dienst.
2.2. Op 17 november 200 heeft verweerder een boekenonderzoek bij [D.] ingesteld. De reikwijdte van het onderzoek was de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 1999 tot en met 2001 en de aangiften omzetbelasting voor de tijdvakken 1e kwartaal 1999 tot en met 4e kwartaal 2001. Het onderzoek is op 12 augustus 2004 met een eindgesprek is afgesloten. De bevindingen van de controlemedewerker, die het onderzoek heeft uitgevoerd, zijn neergelegd in een rapport (hierna: het controlerapport).
2.3. Het controlerapport bevat voorstellen van correcties op de door eiseres ingediende aangiften. Met betrekking tot de belastbare inkomens voor de jaren 1999 en 2000, onderscheidenlijk het inkomen uit werk en woning voor het jaar 2001, gaat het om de volgende correcties:
Korte omschrijving / 1999 / 2000 / 2001
Vrijval kortlopende schuld /ƒ 52.633
Lagere inkoopwaarde wegens valse inkoopfacturen / ƒ 17.200 / € 23.928
Hogere omzet / ƒ 47.451 / ƒ 393.093 / € 15.547
Kilometervergoeding / ƒ 5.400 / € 5.040
Minder zelfstandigenaftrek / ƒ 4380 / € 1.409
2.4. Naar aanleiding van deze voorstellen heeft verweerder de onder 1 genoemde belastingaanslagen en boetebeschikkingen opgelegd.
3.1. In geschil is de juistheid van de onder 1 genoemde belastingaanslagen en boetebeschikkingen.
3.2. Eiseres neemt het standpunt in dat de belastingaanslagen en boetebeschikkingen dienen te worden herroepen. Zij voert daartoe - samengevat - het volgende aan.
Met betrekking tot de vrijval kortlopende schuld in het jaar 2000: de schuld is niet vrijgevallen; de verjaring is gestuit doordat op 4 augustus 2000 een deurwaardersexploot is uitgebracht. Uit (de bijlagen bij) dat exploot blijkt dat de schuld op dat moment al was opgelopen tot ƒ 73.365,60. Nu op de balans per 31 december 2000 een schuld van ƒ 52.633 is opgenomen, dient het aangegeven inkomen alsnog met ƒ 20.733 te worden verlaagd.
Met betrekking tot de hogere omzet: in de theoretische winstberekening, die aan de omzetcorrecties ten grondslag ligt, moeten de inkopen, zoals vermeld in de jaarstukken, worden aangepast teneinde rekening te houden met de gevolgen van de koersontwikkeling van de dollar. Dit leidt tot een verhoging van de inkopen met ƒ 260.386 in 1999 en ƒ 327.718 in 2000 en een verlaging van de inkopen met ƒ 43.559 in 2001.
Met betrekking tot de kilometervergoeding in het jaar 2000: in 2000 is als kilometervergoeding een bedrag van ƒ 9.504 en niet het door verweerder in aanmerking genomen bedrag van ƒ 10.800 ten laste van het resultaat gebracht. Derhalve dient de correctie gesteld te worden op ƒ 4.572. Uit de bij het bezwaarschrift gevoegde kilometerdeclaratie van eiseres blijkt dat in 2001 € 3.886 ten laste van het resultaat kan worden gebracht. Daarom dient de correctie te worden verminderd tot € 1.154.
Met betrekking tot de zelfstandigenaftrek: het voorgaande brengt mee dat de correcties van de zelfstandigenaftrek moeten vervallen.
Ter zitting heeft eiseres verklaard tegen de boetebeschikkingen geen afzonderlijke grieven te hebben. Indien haar standpunten inzake de hoogte van de door verweerder vastgestelde inkomens ongegrond zijn, stemt zij met de boeten in.
3.3. Verweerder neemt het standpunt in dat de beroepen dienen te worden verworpen. Daartoe heeft hij onder meer het volgende gesteld.
Eiseres voldeed in 1999, 2000 en 2001 niet aan haar administratie- en bewaarplicht. Zij hield geen kasadministratie bij. Elk jaar werd door de accountant achteraf een kasopstelling opgemaakt met de rekening privé als sluitpost. De tijdens een eerder boekenonderzoek over de kasadministratie gemaakte afspraak is eiseres niet nagekomen. Bij derdenonderzoeken is gebleken dat debiteuren bedragen die volgens de achteraf opgemaakte kasopstelling contant zouden zijn ontvangen, via de bank betaalden. Eiseres heeft de desbetreffende bankrekeningen buiten het zicht van haar boekhouder en de administratie gehouden. De dagafschriften van deze rekeningen zijn niet bij de administratie bewaard. De voorraden werden niet opgenomen, maar geschat.
Nu het totaal van de niet aangegeven inkomsten relatief en absoluut aanzienlijk is en de door eiseres in de aangiften vermelde verliezen op een ondeugdelijke boekhouding zijn gebaseerd, heeft eiseres voor de jaren 1999, 2000 en 2001 niet de vereiste aangifte gedaan.
Gelet op het een en ander dient de bewijslast te worden omgekeerd.
De theoretische winstberekening, die aan de winstcorrecties ten grondslag ligt, gaat uit van een winstmarge van 9%. Deze marge is te laag; een marge van ten minste 13% is realistischer. Daarvan uitgaande zouden de inkomens voor 1999 en 2000 en het inkomen uit werk en woning voor 2001 moeten worden vastgesteld op respectievelijk ƒ 123.665,
ƒ 181.565 en € 55.010. De door eiseres verdedigde aanpassingen van de inkopen in verband met de koersontwikkeling van de dollar zijn niet onderbouwd; derhalve toont zij daarmee niet aan dat de theoretische winstberekening onjuist is. De correctie wegens vrijval van de schuld ten bedrage van ƒ 52.663 is terecht aangebracht; met de gegevens die eiseres bij bezwaar heeft overgelegd, heeft zij niet overtuigend aangetoond dat zij deze schuld ooit zal betalen. Bovendien is in het grootboek 2000 een incassolast van ƒ 19.581,05 opgenomen, waarmee kennelijk de gehele schuld is afgewikkeld. Tijdens de controle zijn valse inkoopfacturen aangetroffen (bijlage 19 bij het verweerschrift). Dit verklaart de correcties van ƒ 17.200 en ƒ 52.730. Met de achteraf door eiseres opgemaakt en overgelegde kilometeradministratie voor het jaar 2001 heeft zij niet aangetoond dat de desbetreffende correctie te hoog is.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Met het controlerapport en hetgeen verweerder overigens heeft aangevoerd over de gebreken van de administratie, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiseres in de jaren 1999, 2000 en 2001 niet heeft voldaan aan de administratie- en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Derhalve dient de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 27e, eerste volzin, aanhef, onderdeel b en laatste zinsnede, van de AWR, de beroepen, voor zover zij betrekking hebben op de belastingaanslagen, ongegrond te verklaren tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn.
4.2. Voorts heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank met het controlerapport en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat hij een redelijke schatting heeft gemaakt van de inkomens voor de jaren 1999 en 2000 en het inkomen uit werk en woning voor het jaar 2001.
4.3. Met hetgeen eiseres heeft aangevoerd heeft zij, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, naar het oordeel van de rechtbank niet overtuigend aangetoond dat de door verweerder geschatte inkomens te hoog zijn, onderscheidenlijk het door verweerder geschatte inkomen uit werk en woning te hoog is. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Eiseres heeft ter zitting verklaard niet te kunnen weerleggen dat de vier inkoopfacturen, opgenomen als bijlage 19 bij het verweerschrift, vals zijn. Eiseres heeft niet aangetoond dat verweerder ten onrechte ervan uit is gegaan dat zij de schuld van ƒ 52.633 dan wel ƒ 73.365,60 na 2000 nimmer geheel of gedeeltelijk zou kunnen voldoen; dit volgt ook niet uit de door eiseres bij haar bezwaar overgelegde documenten. Evenmin heeft eiseres aangetoond dat de koersontwikkeling van de dollar noopt tot bijstelling van de door verweerder gebruikte theoretische winstberekening. Tenslotte is niet gebleken dat de correcties van de kilometervergoeding naar beneden dienen te worden bijgesteld.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat de beroepen, voor zover zij de belastingaanslagen betreffen, ongegrond zijn. Nu eiseres heeft verklaard dat zij tegen de boetebeschikkingen geen afzonderlijke grieven heeft en dat zij, indien haar standpunten inzake de hoogte van de door verweerder vastgestelde inkomens worden verworpen, met de boeten instemt, zijn de beroepen ook voor zover zij betrekking hebben op de boetebeschikkingen ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 januari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. H. Ollermann en mr. S.C. Stuldreher in tegenwoordigheid van mr. U.A. Salomons, griffier.