ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ6125
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een asielaanvraag en de behandeling van bezwaar
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 13 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Syrische eiser en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De eiser had een verzoek ingediend om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid van de verweerder voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De rechtbank moest beoordelen of de brief van de verweerder van 26 januari 2006 als een besluit kon worden aangemerkt waartegen beroep openstond. De rechtbank oordeelde dat de brief geen besluit bevatte over een verblijfsvergunning en dat artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing was. Hierdoor werd het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de verweerder, maar de rechtbank concludeerde dat de verweerder de brief van 26 januari 2006 ten onrechte als een asielaanvraag had aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de brief geen inhoudelijk oordeel gaf over de verblijfsaanspraken van de eiser op asielgerelateerde gronden. De rechtbank besloot het beroep terug te zenden aan de verweerder om als bezwaarschrift te worden behandeld, aangezien er geen besluit was genomen op de aanvraag van de eiser.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de verweerder om duidelijkheid te verschaffen over de status van aanvragen en de bijbehorende procedures. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep van de eiser niet-ontvankelijk is, en dat de verweerder de zaak verder moet behandelen als een bezwaarschrift.