ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ4360

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 06/60113
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitzetting van verzoeker in het kader van de pardonregeling

Op 8 december 2006 heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend bij de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, met het verzoek om hem niet uit te zetten totdat er duidelijkheid is over de pardonregeling, zoals verwoord in de motie Bos c.s. die op 30 november 2006 door de Tweede Kamer is aangenomen. De Minister heeft echter aangegeven dat niet volledig aan deze motie uitvoering zal worden gegeven, maar er zal op 12 december 2006 in de Tweede Kamer over gedebatteerd worden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van verzoeker om de uitkomst van dit debat af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de Minister om verzoeker op de dag van het debat uit te zetten. Daarom wordt de uitzetting achterwege gelaten.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker heeft aangevoerd dat hij sinds 7 november 2000 in Nederland woont en geen oorlogsmisdadiger is, noch veroordeeld is voor een ernstig misdrijf. Hij valt onder de reikwijdte van de pardonregeling en heeft zwaarwegende belangen om niet naar Turkije te worden uitgezet, omdat hij daar een gevangenisstraf dreigt te krijgen. De Minister heeft echter betoogd dat verzoeker niet tot de doelgroep van het Project Terugkeer behoort en dat zijn asielgerelateerde problemen geen reden zijn om de uitzetting op te schorten.

De rechter concludeert dat, gezien de omstandigheden en de aanstaande discussie in de Tweede Kamer, het verzoek van verzoeker om uitzetting op te schorten moet worden toegewezen. De Minister wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 322,- worden vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.W. Akkerman en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector bestuursrecht
voorzieningenrechter
regnr.: Awb 06/60113
UITSPRAAK
inzake: [verzoeker],
geboren op [geboorte datum] 1976, van Turkse nationaliteit, IND dossiernummer 0011.06.2175,
gemachtigde: mr. M.F. van Immerseel, advocaat te 's-Gravenhage,
verzoeker;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage,
verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 8 december 2006 heeft verzoeker een bezwaarschrift ex artikel 72, derde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) ingediend bij verweerder met het verzoek hem niet uit te zetten totdat duidelijkheid bestaat omtrent de pardonregeling zoals verwoord in de op 30 november 2006 door de Tweede Kamer aangenomen motie Bos c.s. (TK 2006-2007, 19637, nr. 1106).
1.2 Verzoeker heeft eveneens de voorzieningenrechter verzocht verweerder te verbieden hem uit te zetten tot op het bezwaar is beslist.
2 Overwegingen
2.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat voldaan wordt aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter zal toetsen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft dan wel de beslissing in strijd is met andere rechtsregels en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van verzoeker in afwachting van de beslissing op het bezwaar moet worden verboden.
2.2 Verzoeker heeft aangevoerd dat hij op 7 november 2000 een aanvaag om toelating als vluchteling heeft ingediend en sindsdien permanent in Nederland heeft gewoond. Verzoeker is voorts geen oorlogsmisdadiger, noch is hij ooit veroordeeld voor een ernstig misdrijf. Verzoeker valt derhalve onder de reikwijdte van de pardonregeling, zoals verwoord in de op 30 november 2006 aangenomen motie Bos c.s.. Verzoeker heeft zwaarwegende belangen om niet naar Turkije te worden uitgezet. Indien de uitzetting zal worden geëffectueerd zal het voor hem onmogelijk worden om terug te keren naar Nederland, vanwege de in Turkije dreigende gevangenisstraf. In dat geval zal verzoeker nimmer een beroep kunnen doen op de pardonregeling.
2.3 Verweerder heeft - samengevat - naar voren gebracht dat verzoeker, omdat hij niet in de overheidsopvang verbleef en definitief bij verweerder buiten beeld was, niet behoort tot de doelgroep van het Project Terugkeer. Verzoeker behoort derhalve evenmin tot de categorie personen ten aanzien waarvan, naar aanleiding van de motie Bos c.s., een ‘pas op de plaats’ wordt gemaakt met betrekking tot de uitzetting. Verweerder is dan ook van mening dat de uitzetting doorgang dient te vinden. De door verzoeker aangevoerde asielgerelateerde problemen bij terugkeer zijn geen reden om de uitzetting op te schorten. Verzoeker zal hiervoor, op de voorgeschreven wijze, een asielverzoek dienen in te dienen.
2.4 De rechter overweegt als volgt.
Gelet op hetgeen is verwoord in de motie Bos c.s. is niet uitgesloten dat verzoeker wel degelijk onder de reikwijdte van deze motie valt. Weliswaar heeft de Minister aangegeven dat aan de motie niet volledig uitvoering zal worden gegeven, echter daarover zal 12 december 2006 in de Tweede Kamer worden gedebatteerd. De rechter is derhalve van oordeel dat het belang van verzoeker om de uitkomst van het debat af te wachten zwaarder weegt dat het belang van verweerder om verzoeker op de dag van het debat uit te zetten.
2.5 Het verzoek wordt, gelet op het vorenstaande, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Awb toegewezen.
2.6 Er bestaat aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
3 BESLISSING
De voorzieningenrechter
- treft de voorlopige voorziening dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot een beslissing is genomen op het bezwaarschrift van 8 december 2006;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 322,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan verzoeker dient te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.W. Akkerman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H.B. Boksebeld als griffier op
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: