Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake: A, geboren op [...] 1972, van (gestelde) Chinese nationaliteit, verblijvende op de Detentieboot “Reno” te Rotterdam, eiser,
gemachtigde: mr. R.J. van der Zee, medewerker van de Stichting Rechtsbijstand Asiel te ‘s-Hertogenbosch,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: drs. S. van Beek, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 17 oktober 2005 is eiser op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Op 18 oktober 2005 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 22 oktober 2005 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van eiser toegepaste vrijheidsontnemende maatregel is in het besluit gehandhaafd.
Bij beroepschrift van 23 oktober 2005 heeft de gemachtigde van eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 1 november 2005. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. W. Costermans, die heeft waargenomen voor eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F. Boone. Ter zitting was tevens aanwezig I.G. Nuijten, tolk in de Mandarijnse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een schriftelijk antwoord in te dienen op een tweetal ter zitting aan de orde gestelde vragen. Verweerder heeft de vragen bij brief van 3 november 2005 beantwoord. Eiser heeft op dezelfde datum een reactie ingediend.
Vervolgens is de behandeling ter openbare zitting van 8 november 2005 voortgezet. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door drs. S. van Beek. Ter zitting was tevens aanwezig B. Farida Fong, tolk in de Mandarijnse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Eiser is in het Detentiecentrun Schiphol-Oost aanwezig geweest tijdens de brand in de nacht van 26 op 27 oktober 2005. Eiser bevond zich in ‘cellenblok J’, dat was gelegen naast ‘cellenblok K’, alwaar de brand heeft gewoed. Eiser heeft die nacht last van rookontwikkeling in zijn cel gehad. Vervolgens is eiser overgeplaatst naar de detentieboot “Reno” te Rotterdam. Het verblijf aldaar is beangstigend voor eiser gelet op hetgeen hij heeft meegemaakt in het Detentiecentrum en eiser is bang dat op de detentieboot eveneens brand uitbreekt. De hulpverlening, waarvan is toegezegd dat deze aanwezig zou zijn op de detentieboot, is niet aanwezig aldaar.
Het is nog steeds onduidelijk hoe lang het onderzoek naar de brand zal duren.
Gelet op het belang van eiser bij adequate begeleiding, pleit eiser niet voor opheffing van de maatregel maar voor een wijziging van de plaats van tenuitvoerlegging van de maatregel.
Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. De maatregel is rechtmatig opgelegd. Verweerder heeft ter zitting verwezen naar de tweede brief van de Ministers Donner en Verdonk van 1 november 2005 en naar de antwoorden die de Minister tijdens het vragenuurtje zes dagen na de brand in de Tweede Kamer heeft gegeven. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegezegd de zaak van eiser, met name de omstandigheid dat aan eiser nog steeds geen hulp is verleend op de detentieboot, onder de aandacht te zullen brengen van het op de detentieboot aanwezige personeel.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
Ter zitting van 1 november 2005 is aan de orde gekomen dat er geen plaatsingsbeschikking is voor eisers overplaatsing naar de detentieboot te Rotterdam.
De rechtbank stelt vast dat deze plaatsingsbeschikking bij de brief van verweerder van 3 november 2005 is meegezonden.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat niet is gebleken dat eiser, doordat de plaatsingsbeschikking eerst op 3 november 2005 aan het dossier is toegevoegd, in zijn belangen is geschaad. Het nazenden van de plaatsingsbeschikking heeft dan ook geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de oplegging dan wel voortduring van de maatregel.
In de tweede brief van de Ministers Donner en Verdonk van 1 november 2005 staat - voor zover van belang – het volgende:
“Aan de personen die zijn overgeplaatst naar andere detentiecentra wordt – evenals aan de overige betrokkenen – maximale zorg en begeleiding geboden. Direct na aankomst in de inrichting op donderdag 27 oktober heeft een afzonderlijke intake plaatsgevonden door zowel een medewerker van de medische dienst als door een terugkeerfunctionaris. Op basis van deze intake heeft waar aangewezen verwijzing plaatsgevonden naar de inrichtingsarts, dan wel een psycholoog of psychiater. Hiertoe waren de medische dossiers van betrokkenen direct vanuit Schiphol overgebracht en waren extra psychologen in de inrichtingen beschikbaar.
Bij binnenkomst is aan ieder van de personen afkomstig van Schiphol een telefoonkaart overhandigd opdat zij direct contact konden opnemen met familieleden of hun advocaat. Het dagprogramma is tot in de avond verlengd om (extra) bezoek mogelijk te maken. Binnen één dag zijn alle persoonlijke bezittingen overgebracht.
Binnen de inrichtingen worden de gedetineerden afkomstig uit Schiphol zo veel mogelijk in elkaars nabijheid geplaatst met het oog op de verwerking van de traumatische gebeurtenissen. Er vinden zowel individuele als groepsgesprekken plaats, waarbij de geestelijke verzorgers een belangrijke rol vervullen. Daarnaast zijn in de locaties waar de personen uit Schiphol nu verblijven gezamenlijke bijeenkomsten gehouden onder leiding van de geestelijke verzorgers.
Wat betreft de personen die op het moment van de brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost in vreemdelingenbewaring verbleven, heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie besloten de gedwongen uitzettingen op te schorten in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek van de technische recherche.
Personen die hebben aangegeven vrijwillig te willen vertrekken, worden daartoe in staat gesteld, mits het onderzoek hierdoor niet wordt belemmerd.”
De rechtbank stelt vast dat eisers cel in het Detentiecentrum Schiphol-Oost zich bevond in ‘cellenblok J’, dat naast ‘cellenblok K’ is gelegen, alwaar de brand heeft gewoed. Niet in geschil is dat eiser in zijn cel last heeft gehad van rookontwikkeling.
De rechtbank stelt voorts vast dat eiser ter zitting van 8 november 2005 heeft meegedeeld dat hij op de detentieboot meermalen om een arts heeft gevraagd, maar dat hij die, anderhalve week na zijn overplaatsing naar de detentieboot, nog steeds niet heeft gezien ondanks de toezegging zoals gedaan in de hierboven weergegeven brief. De toezegging van de gemachtigde van verweerder ter zitting van 8 november 2005 om dit alsnog onder de aandacht te brengen van het personeel op de detentieboot, doet daar niet aan af.
Geconcludeerd wordt dat aan de toezeggingen uit de hierboven aangehaalde brief, waar het eiser betreft, geen uitvoering is gegeven, hetgeen door de gemachtigde van verweerder ter zitting van 8 november 2005 ook niet is betwist.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank, gezien de ervaringen van eiser, aanleiding te gelasten dat eiser wordt overgeplaatst naar een andere voor de tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 geschikte locatie, niet zijnde het Detentiecentrum Zeist. Ten aanzien van het oordeel dat de rechtbank in dit geval het Detentiecentrum Zeist niet geschikt acht, verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van heden, geregistreerd onder nummer AWB 05/47715, aangehecht.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond voor zover het is gericht tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel en voor het overige ongegrond.
Gelet hierop acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
- verklaart het beroep gegrond voor zover het is gericht tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel;
- gelast dat verweerder eiser binnen drie werkdagen overplaatst naar een andere voor de tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 geschikte locatie, niet zijnde Detentiecentrum Zeist;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, voorzitter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 8 november 2005, in tegenwoordigheid van P.L. Rempt, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.