ECLI:NL:RBSGR:2005:AT7047

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/956 WW44 en AWB 05/952 WW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijking van negatief welstandsadvies voor plaatsing fietstrommel in Delft

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 22 maart 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep van eisers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft. De eisers, beiden wonende te Delft, hadden bezwaar gemaakt tegen de verlening van een bouwvergunning voor de plaatsing van een fietstrommel aan het [adres] ter hoogte van nummer 7. Het college had op 9 augustus 2004 de bouwvergunning verleend, maar na bezwaar van de eisers werd dit besluit op 31 januari 2005 onder verbetering van de motivering in stand gelaten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder een deugdelijke motivering had gegeven om af te wijken van het negatieve welstandsadvies van de Commissie voor Welstand en Monumenten. Dit advies was negatief, omdat de commissie van mening was dat de plaatsing van fietstrommels in de binnenstad niet wenselijk was vanuit welstandsoogpunt. De voorzieningenrechter erkende echter het maatschappelijke belang van het stimuleren van het fietsgebruik en de aanpak van het fietsparkeerprobleem in de gemeente Delft. Dit belang woog zwaarder dan het negatieve advies.

De voorzieningenrechter benadrukte dat verweerder de vrijheid heeft om in afwijking van een negatief welstandsadvies een bouwvergunning te verlenen, mits dit goed gemotiveerd is. In dit geval was er een wachtlijst voor het huren van een plaats in een fietstrommel, wat de noodzaak voor de plaatsing onderstreepte. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waarmee de bouwvergunning voor de fietstrommel in stand bleef.

Uitspraak

Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
Reg. nrs. AWB 05/956 WW44 en AWB 05/952 WW
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:86
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening en tevens op het beroep van
[eiser 1] en 1 andere [eiser 2], beiden wonende te Delft, eisers,
ten aanzien van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft, verweerder, van 31 januari 2005, kenmerk 539862, verzonden op 8 februari 2005.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 9 augustus 2004 heeft verweerder aan de gemeente Delft, Wijk- en Stadszaken, vakteam Mobiliteit, bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een fietstrommel aan het [adres] ter hoogte van nummer 7 te Delft.
Bij besluit van 31 januari 2005 heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften van 18 januari 2005, het hiertegen door eisers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 9 augustus 2004 onder verbetering van de motivering in stand gelaten.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 15 februari 2005, ingekomen bij de rechtbank op 16 februari 2005, beroep ingesteld. Bij brief van gelijke datum hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 17 maart 2005 ter zitting behandeld. Eisers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.J.J. Stellinga. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde].
Motivering
De voorzieningenrechter kan, indien een verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan hangende beroep bij de rechtbank en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, op de voet van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. In dit geval wordt van die bevoegdheid gebruik gemaakt.
Het bouwplan, waarvoor op 18 juni 2004 een aanvraag is ingekomen, voorziet in het plaatsen van een (prefab) fietstrommel, met een hoogte van 1,45 meter en een breedte van 2,14 meter, aan het [adres] ter hoogte van nummer 7, het woonadres van eisers.
Eisers bezwaren zien op de eisen van welstand. Eisers zijn van oordeel dat het verweerder niet vrijstond om af te wijken van het advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten. Deze commissie heeft op 28 juli 2004 ten aanzien van de onderhavige fietstrommel in negatieve zin geadviseerd en heeft in dat advies verwezen naar haar algemene standpunt inzake fietstrommels in de binnenstad, neergelegd in eerdere adviezen van 13 augustus 2003 en 11 februari 2004. Dit standpunt luidt als volgt:
"In principe zijn deze vanuit welstandsoogpunt niet wenselijk. De trommels conflicteren zowel met individuele monumenten als het totale beeld van het (beschermde) stadsgezicht. De door de gemeente geopperde gedachte dat ze niet in de buurt van een monument zullen worden geplaatst, houdt overigens in het dat het bijna nergens in de binnenstad kan. De commissie ziet fiets en auto als roerende goederen, niet permanent in beeld; wanneer hier een gebouwtje omheen wordt gezet (i.c. de trommels) dan wordt het permanent beeldbepalend, onroerend goed. Dit oogt beslist anders en massiever dan een stel losse fietsen. Op ruimere gebieden (straatverbredingen, pleintjes, groen aan de randen) ervaart men juist de kwaliteiten van de binnenstad. Plaatsing van een trommel conflicteert daar mee. De commissie geeft het volgende ter overweging mee aan de gemeente: binnenterreinen en open plekken in stegen zijn wel mogelijke geschikte locaties. Bestaat er een inventarisatie van beschikbare binnenterreinen welke vanaf de openbare weg toegankelijk zijn? Ontwerp fietsenberging mee met andere zaken zoals plaatsen voor afvalcontainers of dergelijke".
Verweerder heeft in het bestreden besluit in afwijking van het negatieve welstandsadvies het volgende overwogen:
"De fiets neemt in Delft een belangrijke plaats in. Het aantal fietsverplaatsingen per dag en het aantal fietskilometers per persoon liggen hoger dan gemiddeld. In Delft zijn de afgelopen jaren al forse inspanningen verricht om een kwalitatief goed fietsroutenetwerk te realiseren. Om het gebruik van de fiets te stimuleren is het van belang om naast de routes meer aandacht te besteden aan het knelpunt van het fietsparkeren op de plaats herkomst en bestemming. Voor de aanpak van het fietsprobleem in de herkomstgebieden is gekozen voor realisatie van circa 8 buurtstallingen en/of fietstrommels waarin zich door de aard van de wijk stallingsproblemen voordoen. Er is in dit geval sprake van een maatschappelijk belang dat als zwaarwegend moet worden gezien.
In het kader van het fietstrommelproject is door het college een aantal randvoorwaarden gesteld waarbinnen afgeweken kan worden van het welstandsadvies. Dit beleidskader is een afweging van maatschappelijke belangen en rekening houdend met verschillende factoren zoals:
- niet direct aan een gracht:
- niet nabij een monument (15 meter):
- niet in straten van het kernwinkelgebied;
- plaatsing zoveel mogelijk niet prominent in zicht;
- toe te passen fietstrommel geheel transparant.
Deze randvoorwaarden zijn algemeen van karakter. Het besluit voor het niet volgen van het advies voor deze bouwvergunning is wel specifiek voor deze locatie, maar de hiervoor genoemde specifieke criteria zijn niet vermeld in het besluit.
Gelet op het belang dat aan het gebruik van de fiets door ons wordt toegekend hebben wij terecht gebruik gemaakt van de bevoegdheid om af te wijken van het negatieve welstandsadvies".
In artikel 44 van de Woningwet (Wow) is bepaald dat een reguliere bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van één van de daar gegeven weigeringsgronden. Ingevolge het bepaalde onder d dient een bouwvergunning te worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.
Deze wetsbepaling brengt met zich dat verweerder in beginsel de vrijheid toekomt om in afwijking van een ter zake door de welstandscommissie uitgebracht negatief advies een aangevraagde bouwvergunning te verlenen.
Verweerder dient daarbij deugdelijk te motiveren op welke gronden hij afwijkt van het welstandsadvies.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in het onderhavige geval een deugdelijke motivering heeft gegeven om af te wijken van het negatieve welstandsadvies en daarmee op juiste wijze gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegheid ingevolge artikel 44, eerste lid, onder d, Wow. Het door verweerder aangevoerde maatschappelijke belang - het stimuleren van het fietsgebruik binnen de gemeente, de aanpak van het fietsparkeerprobleem, waar de plaatsing van fietstrommels een onderdeel van is - is van voldoende gewicht en is in voldoende mate aangetoond. Hierbij is mede van belang dat blijkens de verklaring van verweerder ter zitting een wachtlijst bestaat voor het huren van een plaats in een fietstrommel.
Eisers hebben aangevoerd dat de door verweerder gehanteerde beleidsregels, zoals die zijn neergelegd in het collegebesluit van 10 februari 2004, zich niet verdragen met het bepaalde in artikel 44, eerste lid, onde d, Wow. Deze beleidsregels houden namelijk in dat structureel afgeweken wordt van negatieve welstandsadviezen met betrekking tot de plaatsing van fietstrommels in de binnenstad. De voorzieningenrechter kan hierin niet meegaan. Gegeven verweerders bevoegdheid om af te wijken van een negatief welstandsadvies, valt niet in te zien dat verweerder voor de uitoefening van die bevoegdheid geen voorwaarden zou mogen stellen. In dit geval gaat het bovendien om randvoorwaarden, zoals hierboven weergegeven, die zijn opgesteld om een uit een oogpunt van welstand zo goed mogelijk resultaat te bereiken en een zorgvuldige afweging van de locatie van fietstrommels te bevorderen.
Uit de stukken en verhandelde ter zitting is gebleken dat de onderhavige locatie past binnen de gestelde randvoorwaarden en dat verweerder ook onderzoek heeft gedaan naar specifieke locaties in de buurt van eisers, hetgeen heeft geresulteerd in een keuze voor, onder meer, plaatsing van een fietstrommel op het [adres] tegenover nummer 7. Die keuze kan niet als onredelijk worden aangemerkt.
Het beroep is ongegrond.
Gegeven deze beslissing in de hoofdzaak is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover daarbij op het beroep is beslist, kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. E. Dijt, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2005, in tegenwoordigheid van de griffier
A. Jansen.