ECLI:NL:RBSGR:2005:AT5506

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/37420 , e.v.
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten inzake verblijfsvergunningen voor Iraakse nationaliteit

In deze zaak hebben eiseressen, A, B en C, allen van Iraakse nationaliteit, beroep ingesteld tegen besluiten van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, waarbij hun aanvragen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd zijn afgewezen. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 22 maart 2005 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn ruimschoots is overschreden. Eiseressen hebben verzocht om vernietiging van de bestreden besluiten en om het stellen van een termijn voor het nemen van nieuwe besluiten. De rechtbank overweegt dat, ondanks de intrekking van de besluiten door verweerder, eiseressen nog steeds belang hebben bij de beoordeling van hun beroepen, aangezien de aanvragen nog niet zijn beslist. De rechtbank concludeert dat de bestreden besluiten vernietigd moeten worden wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat verweerder binnen tien weken nieuwe besluiten moet nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseressen, vastgesteld op € 1288,--.

Uitspraak

Rechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 03/37420 BEPTDN
AWB 03/37423 BEPTDN
AWB 03/37431 BEPTDN
inzake: A, geboren op [...] 1965, eiseres sub 1,
B, geboren op [...] 1983, eiseres sub 2, en
C, geboren op [...] 1988, eiseres sub 3, allen van Iraakse nationaliteit en wonende te D, hierna: eiseressen,
gemachtigde: mr. V.V. Essenburg, advocaat te Amsterdam,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. I.D. Michel, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Op 18 juni 2000 hebben eiseres sub 2 en eiseres sub 3 en op 1 september 2000 heeft eiseres sub 1, mede ten behoeve van haar kinderen E, geboren op [...] 1986, en F, geboren op [...] 1991, aanvragen ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. Op 28 april 2003 heeft verweerder aan eiseressen afzonderlijk schriftelijk mededeling gedaan van het voornemen de aanvraag af te wijzen. Bij brief van 27 mei 2003 hebben eiseressen hun zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht. Bij afzonderlijke besluiten van 11 juni 2003 heeft verweerder de aanvragen afgewezen.
2. Bij beroepschriften van 7 juli 2003 hebben eiseressen tegen deze besluiten ieder afzonderlijk beroep ingesteld bij de rechtbank. De gronden van het beroep zijn door eiseres sub 1 ingediend bij brief van 7 augustus 2003 en door eiseressen sub 2 en sub 3 bij brief van 8 augustus 2003. Op 1 september 2004 zijn de op de zaken betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. De gronden van beroep zijn aangevuld bij brief van 10 november 2004. In het verweerschrift van 12 november 2004 heeft verweerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de beroepen. Bij brief van 21 januari 2005 hebben eiseressen hun standpunt nader onderbouwd.
3. Bij brief van 28 januari 2005 heeft verweerder eiseressen meegedeeld dat de bestreden besluiten van 11 juni 2003 zijn ingetrokken en dat opnieuw zal worden beslist. Bij brief van 28 januari 2005 hebben eiseressen een reactie ingediend. Bij brief van 1 februari 2005 heeft verweerder een reactie ingediend en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen.
4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2005. Eiseressen zijn aldaar vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
II. FEITEN
1. In dit geding gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
2. Op 20 november 1998 heeft de echtgenoot van eiseres sub 1 en de vader van eiseressen sub 2 en sub 3, G geboren op [...] 1956, van Iraakse nationaliteit, een aanvraag ingediend om toelating als vluchteling. Bij besluit van 11 juni 2003 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van 22 december 2004 van deze rechtbank, zittingsplaats Almelo (AWB 03/21368 BEPTDN) is het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard.
III. OVERWEGINGEN
1. Niet in geschil is dat verweerder de besluiten van 11 juni 2003, waartegen de beroepschriften van 7 juli 2003 zijn gericht, niet langer handhaaft. Derhalve dient allereerst de vraag te worden beantwoord of eiseressen belang hebben bij de beoordeling van deze beroepen.
2. Eiseressen hebben zich in dat kader op het standpunt gesteld dat door het intrekken van de besluiten de besluitvorming wordt vertraagd. Immers, op de asielaanvragen van 18 juni 2000 en 1 september 2000 is nog altijd niet beslist. Eiseressen hebben derhalve nog belang bij handhaving van de onderhavige beroepen. Eiseressen verzoeken dan ook op grond van artikel 6:19, derde lid, van de Awb om vernietiging van de besluiten van 11 juni 2003 en om het stellen van een termijn voor het nemen van nieuwe besluiten.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er vanwege de intrekking van de besluiten van 11 juni 2003 geen sprake is van een belang als bedoeld in artikel 6:19, derde lid, van de Awb. Het verzoek van eiseressen aan de rechtbank om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een termijn te stellen voor het nemen van een nieuw besluit levert op zichzelf geen procesbelang op. Daartoe is redengevend dat eiseressen, indien niet tijdig een nieuw besluit wordt genomen, daartegen op grond van artikel 6:2, onder a, van de Awb rechtsmiddelen kunnen aanwenden. Een termijnstelling als bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb is daarvoor niet noodzakelijk. Verweerder concludeert derhalve tot niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 6:18, eerste lid, van de Awb brengt het aanhangig zijn van bezwaar of beroep tegen een besluit geen verandering in een los van het bezwaar of beroep reeds bestaande bevoegdheid tot intrekking of wijziging van dat besluit.
6. Ingevolge artikel 6:19, derde lid, van de Awb staat intrekking van het bestreden besluit niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daar belang bij heeft.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de bestreden besluiten zijn ingetrokken. Beoordeeld dient te worden of in hetgeen eiseressen hebben aangevoerd een belang als bedoeld in artikel 6:19, derde lid, van de Awb kan worden gezien. De rechtbank beantwoordt die vraag, anders dan verweerder, bevestigend. Hierbij is van belang dat in de onderhavige zaak de wettelijke beslistermijn ruimschoots is overschreden. In het onderhavige geval moeten de bestreden besluiten, door de intrekking ervan, geacht worden nooit te zijn genomen. Dit houdt in dat de beslistermijn moet worden geacht met (ruim) vier jaar te zijn overschreden. Op de op 18 juni 2000 respectievelijk 1 september 2000 ingediende aanvragen dient nog altijd te worden beslist. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het feit dat rechtsmiddelen (zullen) openstaan tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op een aanvraag niet uitsluit dat procesbelang resteert bij een beoordeling van voorliggende beroepen. De vraag of op dit moment belang bestaat bij een rechterlijke beoordeling van de bestreden besluiten, voorzien van een termijnstelling, staat immers los van de mogelijkheid tot het aanwenden van genoemde rechtsmiddelen. Deze mogelijkheid kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet dienen als argument voor de conclusie dat niet langer procesbelang aanwezig is.
8. Door de intrekking heeft verweerder aangegeven dat de besluiten niet kunnen worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging III.7 is overwogen, hebben eiseressen belang bij vernietiging van de bestreden besluiten, welk belang is gelegen in een spoedige beslissing op hun aanvragen. De rechtbank ziet dan ook aanleiding voor toepassing van artikel 6:19, derde lid, van de Awb. Verweerder heeft subsidiair verzocht om een termijnstelling van minimaal zes maanden in verband met nader in te stellen onderzoek. Nu, zoals hiervoor is overwogen, de wettelijke beslistermijn ruimschoots is overschreden en voorts verweerder ter zitting niet heeft kunnen aangeven waaruit het te verrichten onderzoek zou bestaan, ziet de rechtbank hiervoor geen aanleiding.
9. Derhalve zullen de beroepen gegrond worden verklaard, de bestreden besluiten worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb en bepaald worden dat verweerder binnen tien weken na verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten neemt met inachtneming van deze uitspraak.
10. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiseressen in verband met de behandeling van de beroepen bij de rechtbank redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1288,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt per beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
IV. BESLISSING
De rechtbank
1. verklaart de beroepen gegrond;
2. vernietigt de bestreden besluiten;
3. bepaalt dat verweerder binnen tien weken na verzending van de uitspraak nieuwe besluiten neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 1288,-- (zegge: twaalfhonderd achtentachtig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier.
Gewezen door mr. J.C. Boeree, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Huys, griffier, en openbaar gemaakt op: 22 maart 2005
De griffier De voorzitter
Afschrift verzonden op: 22 maart 2005
Conc: AH
Coll:
Bp: -
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.