RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925343-04
rolnummer 0007
's-Gravenhage, 11 maart 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 25 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Vellekoop, advocaat te Naaldwijk, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Y.H.M. de Groot heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 3 primair, 4 en 5 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 subsidiair en 6 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de opheffing van het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 3 primair en subsidiair, 4 en 5 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ter zake van de vrijspraak van feit 3 subsidiair als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het dossier is onvoldoende aannemelijk geworden dat verdachte betrokken is geweest bij de heling van de auto. De rechtbank acht het enkele aantreffen in de auto van een spafles met daarop het DNA-spoor van verdachte daarvoor niet voldoende. De rechtbank zal verdachte derhalve voor dit feit vrijspreken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2, en 6 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in maart 2004 schuldig gemaakt aan poging tot diefstal uit het verenigingsgebouw van een tennisclub door met een koevoet een elektrische verdeelkast open te breken, stoppen te verwijderen en de deuren van dat gebouw te forceren. Verder heeft verdachte zich in diezelfde maand schuldig gemaakt aan diefstal van geld, snoep en frisdrank uit het verenigingsgebouw van een voetbalvereniging door ondergrondse kabels bloot te leggen, door te knippen en een raam en deuren van dat gebouw te forceren. Tenslotte heeft verdachte zich op 25 juni 2004 schuldig gemaakt aan diefstal van klapkratten.
Diefstal is een ergerlijk feit, dat in het algemeen bij de slachtoffers gevoelens van onrust en onveiligheid en veel overlast veroorzaakt. Bovendien heeft verdachte door bovengenoemde poging tot diefstal bij de tennisclub en de diefstal bij de voetbalvereniging, een grote ravage en enorme materiële schade veroorzaakt.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister betreffende verdachte d.d. 2 april 2004 verdachte reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte inmiddels daadwerkelijk stappen heeft ondernomen om zijn alcohol- en cocaïne verslaving te overwinnen en werk heeft.
Op grond van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een werkstraf van aanzienlijke omvang een passende straf is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 3 primair en subsidiair, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1,2 en 6 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
POGING TOT DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, VERBREKING EN/OF INKLIMMING
DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, VERBREKING EN/OF INKLIMMING
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 200 UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 196 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 98 DAGEN;
in verzekering gesteld op : 31 maart 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 2 april 2004,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van : 2 april 2004,
in vrijheid gesteld op : 2 april 2004;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. N.B. Verkleij, voorzitter,
P.A.M. Hoek en A.M.C. Boerwinkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.M.M. Meijer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2005.
Mr. P.A.M. Hoek is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.