ECLI:NL:RBSGR:2005:AT1038

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/037856-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in winkelketen

Op 25 november 2004 heeft de verdachte in Leiden zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld in de winkelketen Block. De verdachte heeft CD's weggenomen en een medewerker van de winkel geduwd, met kracht getrokken en gedreigd hem neer te steken toen deze probeerde te voorkomen dat hij de winkel verliet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, met een tussentijdse evaluatie na zes maanden. Daarnaast is er een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De uitspraak is gedaan op 11 maart 2005 door de rechtbank 's-Gravenhage, in een meervoudige kamer.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037856-04
rolnummer 0008
's-Gravenhage, 11 maart 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Breda - HvB De Boschpoort te
Breda.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 25 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.J. Maassen, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. E.C. Kole heeft ter zake van het bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde gevorderd verdachte voor de duur van twee jaren te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 280,= en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 25 november 2004 te Leiden schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld in (winkelketen) Block. Verdachte heeft in de Block CD's weggenomen en een medewerker van Block geduwd en met kracht getrokken en gedreigd hem neer te steken toen deze medewerker wilde voorkomen dat hij de winkel verliet.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, dat 66 pagina's telt, blijkt dat verdachte sinds 1984 regelmatig met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook blijkt hieruit dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de diefstal die hij op 25 november 2004 heeft gepleegd, vele malen wegens soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf.
L. Falet, reclasseringswerker bij Parnassia heeft over verdachte een rapport opgesteld, ingekomen d.d. 21 februari 2005. Uit voornoemd rapport komt naar voren dat verdachte jarenlang verslaafd is aan harddrugs en dat deze verslaving gepaard gaat met hardnekkig, veel overlast veroorzakend, crimineel gedrag. Parnassia acht het gewenst verdachte te geleiden naar een behandeltraject en adviseert om aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van 2 jaren met de mogelijkheid om deze na zes maanden te evalueren. Op deze manier zou verdachte de gelegenheid krijgen deel te nemen aan een "op maat" gesneden behandelprogramma van Parnassia. Het advies is niet gedagtekend, maar gelet op het daarop vermelde parketnummer is het opgesteld ten behoeve van de onderhavige zaak en derhalve niet ouder dan enkele maanden.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om het behandelprogramma, zoals dat binnen de ISD-maatregel wordt aangeboden, te volgen.
De rechtbank overweegt dat, nu het door verdachte plegen van strafbare feiten sterk samenhangt met zijn verslavingsproblematiek, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen indien er voor deze problematiek geen oplossing wordt gevonden. De veiligheid van personen en goederen is daarmee in het geding.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) opleggen voor de duur van twee jaren. In de duur van de maatregel ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat na zes maanden een tussentijdse evaluatiezitting als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht plaatsvindt. Alsdan kan worden bezien of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is.
Naast deze maatregel zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van na te melden duur met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.280,=. De vordering heeft betrekking op schade aan de kleding van verdachte alsmede uit emotionele schade. Namens verdachte is de vordering betwist.
Nu noch uit het proces-verbaal van politie, noch anderszins blijkt van materiële schade (aan de broek en de jas), is deze vordering onvoldoende onderbouwd om voor toewijzing in aanmerking te komen.
Ook met betrekking tot de gevorderde immateriële schade stelt de rechtbank vast dat hiervoor onvoldoende onderbouwing is gegeven.
Op zichzelf is het aannemelijk dat het slachtoffer gedurende enige tijd dagelijks aan het gebeurde op 25 november 2004 heeft moeten terugdenken, zoals hij in het Voegingsformulier van 30 november 2004 schrijft, en dat hij angst en onbehagen heeft ervaren. Dit zijn naar algemene ervaringsregels de gevolgen van feiten als de onderhavige.
Dit is echter op zichzelf nog niet voldoende om te spreken van schade in de persoon, zoals vereist voor de toekenning van immateriële schadevergoeding.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering, nu de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n, 38o, 38s, 38t, 38u, 55, 57, 285, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
EENDAADSE SAMENLOOP VAN:
DIEFSTAL, GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD AAN ZICHZELF DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN
EN
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
bepaalt dat in deze zaak uiterlijk zes maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen vóór dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 25 november 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 26 november 2004,
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. N.B. Verkleij, voorzitter,
P.A.M. Hoek en A.M.C. Boerwinkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.M.M. Meijer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2005.
Mr. P.A.M. Hoek is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.