RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754136-04
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 14 maart 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte O],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 24 februari 2005 en 28 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.J.O. Dijkstra, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede tot jeugddetentie voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door de jeugdreclassering.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, aangezien deze in zoverre niet van eenvoudige aard is.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A, en in de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding onder primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Verdachte wordt kort samengevat verweten betrokken te zijn geweest bij de ddos-aanvallen op sites van de overheid.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 3 oktober 2004 vanaf omstreeks 18.00 uur delen van het netwerk van ASP4ALL zijn uitgevallen als gevolg van zogenaamde ddos-aanvallen. Dit duurde tot 4 oktober 2004 8.15 uur. Vervolgens zijn op 4 oktober 2004 om 17.00 uur wederom delen van het netwerk van ASP4ALL uitgevallen als gevolg van ddos-aanvallen. De aanvallen zijn vervolgens onafgebroken doorgegaan en uiteindelijk gestopt op 8 oktober 2004.
De ddos-aanvallen waren gericht tegen overheidssites. Als gevolg van de aanvallen zijn de webservers van overheidssites buiten gebruik komen te staan. Daarnaast zijn tengevolge van de aanval op de overheidssites ook andere netwerken uitgevallen, waardoor ook diensten aan andere klanten van ASP4ALL niet verleend konden worden.
Vast is komen te staan dat op 3 oktober 2004 tijdens het chatten in het IRC-kanaal #0x1FE door verdachte (onder de nickname [nickname Cl]) op een gegeven moment aan medeverdachte [verdachte De V] (onder de nickname [nickname Df]] is gevraagd of deze nog van plan was om de overheidssites aan te vallen, waarop [verdachte De V] heeft geantwoord: "waarom doen wij dat niet nu?" (verklaringen [verdachte A] blz. 25, [verdachte De V] blz. 138, verdachte blz. 187) Vervolgens is een apart besloten kanaal, te weten #regering, gecreëerd, waarin met een kleine groep waaronder verdachte, [verdachte A] (onder de nickname [nickname Na]) en [verdachte De V] is verder gechat over het aanvallen van de overheidssites (verklaringen [verdachte De V], blz 139, [verdachte A], blz. 25 en verdachte blz. 184). Men was het namelijk totaal niet eens met het kabinetsbeleid ([verdachte De V], blz. 59, verdachte blz. 184). [verdachte De V] nam hierbij het voortouw (verdachte blz. 184) Nagegaan is welke sites aangevallen konden worden, en wat de IP-adressen van die sites waren ([verdachte De V], blz 227, [verdachte A] blz. 174). Hierna is de aanval begonnen. [verdachte De V] verklaart dat hij toen zag dat de site van de overheid eruit ging (blz. 139).
Medeverdachte [verdachte H] (nickname [nickname Dd]) heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2004 door een persoon met de nickname Anarchie werd benaderd om mee te doen met een groep die sites aan het platgooien was in verband met het huidige regeringsbeleid. Hij heeft na het verzoek van Anarchie ongeveer 400 bots het commando gegeven om de site regering.nl aan te vallen. Hij heeft voorts verklaard dat de personen die zondag al waren begonnen afgesproken hadden dat de aanval een week zou duren (blz. 120). Zelf heeft hij van maandag 4 oktober 2004 tot en met vrijdag 8 oktober 2004 deels handmatig, deels met behulp van een timer, herhaalde malen aanvalcommando's gegeven. In de loop van de week is met de medeverdachten gecommuniceerd over de IP-adressen van de overheidssites, dit om te voorkomen dat alle bots naar hetzelfde IP-adres zouden worden gestuurd.
[verdachte T] die in de week van de aanvallen na verkregen 'invite' het kanaal #regering heeft bezocht, heeft verklaard dat in #regering ongeveer 6 a 7 personen aanwezig waren. In de topic van het kanaal zag hij drie IP-adressen die behoorden bij websites van de overheid. Naast [nickname Df], heeft hij [nickname Na], Lsass, [nickname Cl] en hij dacht ddeamon in het chatkanaal gezien. Hij zag ook dat ze 'er een soort schema op nahielden wanneer en wie de Ddos-aanvallen aan de gang moest houden.' [verdachte De V] gaf in dat kanaal opdrachten met betrekking tot de aanval op de overheidssites aan de andere daar aanwezige personen (blz. 217 en 221).
[verdachte De V] heeft verklaard dat je, wanneer zo'n aanval loopt, er bij moet blijven voor het geval het IP-adres van een site verandert of de hostnaam en dat, omdat ze er niet allemaal 24 uur per dag bij konden blijven, afspraken ontstonden wanneer wie wel of niet zou kunnen (blz. 227).
Kort na de aanval hebben verdachte, [verdachte A], [verdachte De V] en [verdachte H] hun nicknames veranderd (verdachte blz 184).
Tot slot staat vast dat [verdachte De V] op 12 en 19 oktober 2004 namens de groep die verantwoordelijk is voor het platleggen van de overheidssites heeft opgetreden in verschillende media.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de vaststelling dat verdachte, [verdachte De V], [verdachte A] en nog hooguit enkele anderen zich met het oog op een aanval op websites van de overheid vanuit het IRC-kanaal #OX1FE hebben afgezonderd in een besloten IRC-kanaal. In deze besloten chat is de aanval nader besproken, is de duur van de aanval bepaald en zijn de betreffende IP-adressen verzameld. Vervolgens is de aanval van start gegaan en zijn de overheidssites 'plat' gegaan. Een dag later heeft [verdachte H] zich bij de besloten chat aangesloten op verzoek van Anarchie en is hij, zoals hij zelf heeft verklaard, gaan meehelpen bij de aanval. Gedurende de aanval die meerdere dagen heeft geduurd hebben betrokkenen contact met elkaar onderhouden via het besloten chatkanaal. In het chatkanaal werd informatie omtrent het verloop van de aanval uitgewisseld en afgestemd. Na de aanval zijn nicknames gewijzigd om ontdekking te voorkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank vormden de personen in het chatkanaal aldus een samenwerkingsverband welker samenwerking in de betreffende periode was gericht op het plat leggen en houden van de websites van de overheid. Naar de aard der zaak kunnen de deelnemers aan een samenwerkingsverband als het onderhavige nooit met zekerheid zeggen of de anderen ook zogenaamde bots hebben ingezet bij de uitgevoerde aanval. Men bevindt zich immers niet in de nabijheid van elkaar. Vast staat echter dat het samenwerkingsverband de benodigde capaciteit heeft gegenereerd om de websites van de overheid gedurende een langere periode ontoegankelijk te houden. Voorts staat vast dat [verdachte H] een bijdrage heeft geleverd, maar over onvoldoende capaciteit beschikte om de websites in zijn eentje 'plat' te houden. Meerdere personen binnen het samenwerkingsverband moeten derhalve ook commando's aan zogenaamde bots hebben gegeven.
Verdachte heeft deelgenomen aan voormeld samenwerkingsverband door in het kanaal mee te chatten, zowel bij de voorbereiding als tijdens de uitvoering van de aanvallen. Gesteld noch gebleken is dat verdachte zich op enig moment heeft gedistantieerd van de ddosaanvallen. Verdachte had bovendien samen met medeverdachte [verdachte A] zelf al eens een ddos-aanval gedaan met bots waar zij toen over beschikten. Onder deze omstandigheden en aldus handelende heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bijgedragen aan de aanval en het doen voortduren daarvan en is sprake geweest van een bewuste samenwerking met de anderen zodat ook verdachte dient te worden aangemerkt als medepleger van de ddos-aanvallen op de overheidssites.
Reikwijdte artikel 161 sexies van het Wetboek van Strafrecht
Ter terechtzitting heeft de advocaat van een van de medeverdachten betoogd dat het uitvoeren van een ddos-aanval slechts de toegang tot een site blokkeert, hetgeen niet valt binnen de delictsomschrijving als vermeld in artikel 161sexies, aanhef en onder 1 en 2, van het Wetboek van Strafrecht, dan wel artikel 350a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De uitvoering van een ddos-aanval wordt eerst strafbaar indien het voorgestelde artikel 138b van het Wetboek van Strafrecht kracht van wet heeft gekregen.
Mocht dit betoog slagen dan zal naar het oordeel van de rechtbank vrijspraak moeten volgen, zodat de rechtbank dit verweer hier zal bespreken.
De rechtbank is van oordeel dat vorenvermeld standpunt miskent dat een ddos-aanval een zodanige overbelasting van een netwerk veroorzaakt, dat daardoor een stoornis in de gang of in de werking van dat werk optreedt als bedoeld in artikel 161sexies. Het netwerk kan zijn normale taak niet meer uitvoeren. Dat daarbij geen blijvende schade aan het netwerk zelf wordt toegebracht, kan daaraan niet afdoen.
In de onderhavige gevallen zijn ddos-aanvallen gedaan op specifieke websites. De netwerken van de internet service providers waar deze websites worden of werden gehost of delen daarvan zijn tengevolge van de ddos-aanvallen gedurende kortere of langere tijd uitgevallen, waardoor geen communicatie met (die delen van) dat netwerk meer mogelijk was. Niet alleen de specifieke doelen van de ddos-aanvallen, te weten de aangevallen sites van de overheid en geenstijl zijn getroffen, maar ook andere overheidssites en klanten van de internet services providers en hun (potentiele) klanten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen voldaan aan het bepaalde in artikel 161sexies, aanhef en onder 1 maar ook aan het bepaalde onder 2. Het betoog van voornoemde advocaat gaat dan ook niet op.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het uitvoeren van meerdere Distributed Denial of Service aanvallen oftewel Ddos-aanvallen gericht op verschillende websites. Bij dergelijke aanvallen wordt met behulp van zogenaamde bots vanaf computers van derden, een dusdanige hoeveelheid aanvragen bij de betreffende websites gedaan dat deze websites niet meer of slechts met een aanzienlijke vertraging te bereiken zijn.
Tengevolge van de ddos-aanvallen zijn de netwerken van de betreffende internet service providers gedurende kortere of langere tijd geheel of gedeeltelijk uitgevallen.
Door het handelen van verdachte en zijn mededaders is ergernis ontstaan en hebben de eigenaren van de websites als ook de hostingproviders en andere klanten schade geleden. Naast de financiële gevolgen, brengen een onbereikbaarheid en vertraging van websites een slecht imago met zich mee voor de websites zelf en ligt de dienstverlening stil. Bovendien wordt de bezoekers van de websites informatie onthouden, doordat zij tijdelijk of voor langere tijd de desbetreffende websites niet kunnen bezoeken. De materiële en immateriële belangen van particulieren, instellingen en bedrijven bij een behoorlijk functionerend internet zijn groot. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun acties deze belangen ernstig verontachtzaamd. Daar komt nog bij dat voor de betreffende aanvallen de computers van een groot aantal anoniem gebleven derden zijn misbruikt. Ook dit getuigt van weinig respect voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat naar alle waarschijnlijkheid niet alle daders van de aanvallen zich voor de rechter voor deze feiten moeten verantwoorden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport Raadsonderzoek Strafzaken van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 25 november 2004, waarin is aangegeven dat er zorgen zijn over het functioneren van verdachte, in die zin dat er aanwijzingen zijn voor onderliggende problematiek in de vorm van depressieve klachten.
Blijkens voornoemd rapport is verdachte door de huisarts naar de psycholoog verwezen.
Teneinde voldoende te waarborgen dat verdachte daadwerkelijk naar de psycholoog gaat, als ook in verband met de problemen op school, acht de Raad voor de Kinderbescherming begeleiding door de jeugdreclassering aangewezen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de briefrapportage d.d. 18 februari 2005 van Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, afdeling jeugdreclassering.
Blijkens deze rapportage heeft verdachte geen problemen meer op school, maar is de invulling van zijn vrije tijd wel problematisch.
Geadviseerd wordt aan verdachte een werkstraf op te leggen als ook een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering gedurende de proeftijd.
De rechtbank zal het advies van de jeugdreclassering opvolgen.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van na te melden duur een passende reactie vormt. Ondanks het feit dat er sprake is geweest van een lange aanval op de overheid, ziet de rechtbank aanleiding om, in tegenstelling tot zijn mededaders, verdachte een minder lange werkstraf op te leggen, daar zijn aandeel in het geheel slechts beperkt is gebleven.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte - teneinde hem in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden - een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering.
Vordering tot schadevergoeding
[benadeelde partij] (Garnier Projects B.V.), p/a [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 41.080,-.
Daar de benadeelde partij slechts een kopie van het voegingsformulier benadeelde partij heeft ingediend en uit het proces-verbaal, nummer 1509/2004/1823, betreffende het nader verhoor van aangever [benadeelde partij] kan volgen dat de benadeelde partij slechts een kopie heeft ingediend ter toelichting op de door de benadeelde partij geleden schade, meent de rechtbank, nu zich in het dossier tevens geen origineel voegingsformulier bevindt, dat Garnier Projects B.V. niet heeft bedoeld een vordering tot vergoeding van de geleden schade in te dienen.
Voorzover dit anders mocht zijn, is naar het oordeel van de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding, aangezien de gegrondheid van de schadeposten niet zonder nadere gegevens kan worden vastgesteld. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering en deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De inbeslaggenomen goederen
Met betrekking tot het inbeslaggenomene vermeld op de beslaglijst genummerd 1 en 2, overweegt de rechtbank dat dit voorwerpen betreft die aan verdachte toebehoren en met betrekking tot welke het onder primair bewezenverklaarde feit is begaan, zodat zij daarvan de verbeurdverklaring zal gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 33, 33a, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 161sexies van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij - gewijzigde -dagvaarding onder primair telastgelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daardoor stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst ontstaat, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor verlening van diensten te duchten is, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 1 maand;
bepaalt dat die straf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uren;
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 74 uren, subsidiair 37 dagen jeugddetentie resteren;
in verzekering gesteld op 23 november 2004;
in voorlopige hechtenis gesteld op 26 november 2004;
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van 26 november 2004;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 2;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] (Garnier Projects B.V.) niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen kinderrechter, voorzitter,
C. Wapenaar, kinderrechter,
en H.A.G. Nijman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Vugt, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2005.