ECLI:NL:RBSGR:2005:AT0230

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/754149-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ddos-aanvallen op overheidssites en geenstijl.nl door verdachte en medeverdachten

Op 14 maart 2005 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij meerdere Distributed Denial of Service (DDoS) aanvallen op verschillende websites, waaronder overheidssites en de website van geenstijl.nl. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met behulp van bots, een grote hoeveelheid aanvragen naar deze websites heeft gestuurd, waardoor ze tijdelijk onbereikbaar werden. De aanvallen hebben geleid tot aanzienlijke verstoringen in de netwerken van de betrokken internet service providers.

De terechtzitting vond plaats op 24 en 28 februari 2005, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal. De officier van justitie, mr. R.E.I. Steen, eiste een jeugddetentie van 29 dagen, gevolgd door 6 maanden voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf van 200 uren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten en heeft de strafeisen van de officier van justitie grotendeels overgenomen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen. De verdachte is licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft besloten tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 29 dagen, een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met bijzondere voorwaarden, en een werkstraf van 100 uren. De benadeelde partij, Garnier Projects B.V., is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet van eenvoudige aard was.

De rechtbank heeft benadrukt dat de DDoS-aanvallen ernstige gevolgen hebben gehad voor de getroffen websites en hun gebruikers, en dat de verdachte en zijn medeverdachten met hun acties de belangen van vele partijen hebben veronachtzaamd. De uitspraak is gedaan in het kader van de jeugdstrafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank ook aandacht heeft besteed aan de rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754149-04
rolnummer 0004
's-Gravenhage, 14 maart 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte H],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 24 februari 2005 en 28 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 29 dagen met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede tot jeugddetentie voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt behandeling in het psychotherapeutisch centrum de Viersprong in Halsteren, en tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, aangezien deze in zoverre niet van eenvoudige aard is.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A, en in de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 primair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverwegingen
Verdachte wordt kort samengevat verweten betrokken te zijn geweest bij de ddos-aanvallen op sites van de overheid en de site van geenstijl.nl.
Zaaksdossier ASP4ALL
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 3 oktober 2004 vanaf omstreeks 18.00 uur delen van het netwerk van ASP4ALL zijn uitgevallen als gevolg van zogenaamde ddos-aanvallen. Dit duurde tot 4 oktober 2004 8.15 uur. Vervolgens zijn op 4 oktober 2004 om 17.00 uur wederom delen van het netwerk van ASP4ALL uitgevallen als gevolg van ddos-aanvallen. De aanvallen zijn vervolgens onafgebroken doorgegaan en uiteindelijk gestopt op 8 oktober 2004.
De ddos-aanvallen waren gericht tegen overheidssites. Als gevolg van de aanvallen zijn de webservers van overheidssites buiten gebruik komen te staan. Daarnaast zijn tengevolge van de aanval op de overheidssites ook andere netwerken uitgevallen, waardoor ook diensten aan andere klanten van ASP4ALL niet verleend konden worden.
Op grond van de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat verdachte de ddos-aanvallen op de sites van de overheid tezamen en in vereniging met anderen heeft uitgevoerd.
Medeverdachte [verdachte De V] is beheerder van IRC.elitezone.net. Op Elitezone draait onder andere het chatkanaal #0x1FE dat is opgericht door medeverdachten [verdachte A] en [verdachte O].
Medeverdachte [verdachte A] verklaart dat op 3 oktober 2004 's avonds op het IRC-kanaal #0x1FE door medeverdachte [verdachte O] (met nickname [nickname Cl]) aan medeverdachte [verdachte De V] (met nickname [nickname Df]) is gevraagd of deze nog van plan is om de overheidssites aan te vallen, waarop medeverdachte [verdachte De V] heeft geantwoord: "waarom doen wij dat niet nu?" Vervolgens is een apart meer besloten kanaal, zijnde #regering, gecreëerd. Volgens medeverdachte [verdachte A], die ook toegang had tot dit kanaal, werden in dit kanaal de aanvallen op de overheidssites besproken (blz. 24 e.v.). Hij heeft verklaard dat behalve voornoemde personen, ook verdachte, hierbij betrokken is geweest en dat hijzelf heeft uitgezocht en aan de rest van de jongens van 0x1FE heeft doorgegeven dat de overheidssites via ASP4ALL op één server draaide (blz. 171).
Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2004 door een persoon met de nickname Anarchie werd benaderd om mee te doen met een groep die sites aan het platgooien was in verband met het huidige regeringsbeleid. Hij heeft na het verzoek van Anarchie ongeveer 400 bots het commando gegeven om de site regering.nl aan te vallen. Hij heeft voorts verklaard dat ongeveer twee uur nadat hij is gaan helpen regering.nl plat is gegaan. Door de personen die op zondag al waren begonnen, was besloten dat de aanval een week zou duren (blz. 120). Zelf heeft hij van maandag 4 oktober tot en met vrijdag 8 oktober 2005 deels handmatig, deels met behulp van een timer, herhaalde malen aanvalcommando's gegeven. In de loop van de week is gecommuniceerd over de IP-adressen van de overheidssites, dit om te voorkomen dat alle bots naar hetzelfde IP-adres zouden worden gestuurd. Bij de aanvallen waren, voor zover verdachte bekend, meerdere personen betrokken, waaronder medeverdachten [verdachte De V] en [verdachte O] (blz. 133). Medeverdachte [verdachte A] zat ook in het betreffende IRC-kanaal (blz. 136). Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd aangegeven dat de jongens zichzelf als een groep beschouwden. De stelling van de verdediging dat verdachte niet weet of anderen ook daadwerkelijk aan de aanvallen hebben meegedaan is in tegenspraak met de bewering van verdachte dat hij met zijn circa 400 bots alleen de overheidssites niet plat zou kunnen krijgen. De overheidssites zijn immers plat gegaan, waaruit volgt dat anderen hieraan moeten hebben meegeholpen. Verdachte heeft hieraan een wezenlijke bijdrage geleverd.
Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de ddos-aanvallen op de sites van de overheid tezamen en in vereniging met anderen heeft uitgevoerd.
Zaaksdossier CYSO
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 7 oktober 2004 omstreeks 1.45 uur het netwerk van het internetbedrijf Cyso Network Engineering niet meer werkte. Het netwerk liep 'vol' ten gevolge van een zogenaamde ddos-aanval. Een groot aantal computers over de hele wereld was gebruikt om geenstijl.nl onbereikbaar te maken.
Het gevolg hiervan was dat het hele netwerk van Cyso overbelast werd, waardoor het onbereikbaar werd voor zowel de klanten van Cyso als de klanten van deze klanten (blz. 12). Als gevolg van de ddos-aanval is de website van geenstijl tot ongeveer 19.00 uur onbereikbaar geweest (blz. 9).
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat verdachte deze aanval samen met in elk geval medeverdachte [verdachte De V] heeft gepleegd.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op de hoogte was van het conflict tussen de makers van geenstijl.nl en verdachte [verdachte De V], in verband met het publiceren van persoonsgegevens van laatstgenoemde. Medeverdachte [verdachte De V] heeft over het platleggen van de site van geenstijl.nl gesproken via diverse media, onder meer via de site van geenstijl.nl op 7 oktober 2004, de site van zeikerdje.com op 9 oktober 2004 en het radio-interview bij Tros Radio Online op 12 oktober 2004. Medeverdachte [verdachte De V] verklaart voorts dat er in een IRC-kanaal in het bijzijn van verdachte ook gesproken is over het lastigvallen van geenstijl.nl aan zijn adres (blz. 87). Hij heeft hierover ook met verdachte gechat (blz. 99).
Een en ander wordt bevestigd door de gegevens aangetroffen in de zogenoemde swapfile van de harde schijf van medeverdachte [verdachte A], ingeleverd daags na diens verhoor bij de politie op 8 oktober 2004. In een chatsessie met daarbij onder meer aanwezig verdachte (nickname d-d34m0n) en medeverdachte [verdachte De V], wordt gesproken over het platleggen van geenstijl.nl. Medeverdachte [verdachte De V] zegt: "kan iedereen ff geenstijl.nl pakken (...) aub?", waarop verdachte antwoordt: "ok". Medeverdachte [verdachte De V] vervolgt: "ga ik botnet regelen (...) d-d34m0n pm ff ircd info." Hierna vraagt verdachte: "hoe wil je dat zo snel doen", waarop medeverdachte [verdachte De V] reageert met: "ben ik goed in toch?" Verderop in het chatgesprek zegt een persoon met de nickname Coolhva: "geen stijl is beetje plat" (blz. 57).
Verdachte heeft verklaard zelf het initiatief te hebben genomen tot het aanvallen van de site van geenstijl.nl op de eerstvolgende woensdag na de aanval op de overheidssites, hetgeen volgens de rechtbank logischerwijs 6 oktober 2004 moet zijn. Volgens verdachte is door zijn actie de site niet helemaal plat gegaan, maar wel heel erg traag geworden. Op een gegeven moment ging de site wel compleet plat, maar dat was niet uitsluitend door zijn handelen aldus verdachte. Hij had het idee dat anderen ook dezelfde site aan het aanvallen waren. Op het moment dat de site even weer online was heeft medeverdachte [verdachte De V] gevraagd of mensen de site van geenstijl.nl wilden platgooien (blz. 81).
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het tijdstip waarop volgens de aangevers de aanvallen hebben plaatsgevonden, verdachte en zijn medeverdachte [verdachte De V] hebben samengewerkt om de betreffende ddos-aanvallen uit te voeren.
De verdachte tevens telastgelegde ddos-aanvallen op het netwerk van Cyso van 8 oktober 2004 omstreeks 1:00 uur en 11 oktober 2004 tussen 16:50 uur en 17.50 uur (blz. 96) acht de rechtbank niet bewezen.
Zaaksdossier GARNIER
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 24 oktober 2004 omstreeks 16.20 uur, na een eerdere aanval op 13 oktober 2004, opnieuw een zogenaamde ddos-aanval werd uitgevoerd op de site van geenstijl.nl. Ten gevolge van de aanval werd het systeem van Garnier Project BV minder goed bereikbaar voor andere klanten van [benadeelde partij]. De aanval heeft geduurd tot 25 oktober 2004 omstreeks 16.00 uur (blz. 35).
De rechtbank is voorts van oordeel dat bij deze aanval op geenstijl.nl, via de server van Garnier Projects B.V. opnieuw samenwerking heeft plaatsgevonden tussen onder andere verdachte en medeverdachte [verdachte De V].
In het radio-interview op 12 oktober 2004 heeft medeverdachte [verdachte De V] de mogelijkheid van het opnieuw platleggen van geenstijl.nl na verhuizing naar een andere host uitdrukkelijk opengehouden (blz. 42). Medeverdachte [verdachte De V] verklaart in zijn verhoor bij de politie dat hij kort na zijn gesprek met [benadeelde partij], dat volgens de aangifte plaatsvond enkele uren voor de aanval op 13 oktober 2004, geenstijl.nl op één IP-adres heeft aangevallen en dat hij op 24 oktober 2004 de commando's voor een ddos-aanval heeft gegeven op alle negen IP-adressen van geenstijl.nl. Hierbij heeft medeverdachte [verdachte De V] in beide gevallen gebruik gemaakt van een botnetwerk op het kanaal #NRG#, ter beschikking gesteld door medeverdachte [verdachte A]. Tijdens een chatsessie in het IRC-kanaal #0_o op 24 oktober 2004 heeft medeverdachte [verdachte De V] in een private message aan verdachte gevraagd of deze mee wilde helpen met de aanval op geenstijl.nl (blz. 114 en 115).
Verdachte bevestigt dat medeverdachte [verdachte De V] heeft gevraagd of hij mee wilde helpen met de aanval op geenstijl.nl (blz. 138). Verdachtes bewering dat hij tegen medeverdachte [verdachte De V] "ja"heeft gezegd maar "nee" heeft gedaan, acht de rechtbank, gelet op de inhoud van het chatgesprek, niet geloofwaardig. Uit de inhoud van het chatgesprek en de verklaringen van medeverdachte [verdachte De V] daaromtrent leidt de rechtbank af dat op 24 oktober 2004 vanaf 16.32 uur medeverdachte [verdachte De V] IP-gegevens van geenstijl.nl aan verdachte stuurt en dat daaraan voorafgaand medeverdachte [verdachte De V] aan verdachte vraagt: "help is mee (...) heb ze bijna down." Verdachte antwoordt hierop: "ik heb maar 50 bots (...) maar goed, as always: doing with you", gevolgd door de reactie van medeverdachte [verdachte De V]: "mja maar allemaal 10mbit"(blz. 94). Verdachte laat om 16.38 uur weten dat geenstijl.nl weer plat ligt (blz. 95). Om 17.27 uur stuurt medeverdachte [verdachte De V] opnieuw de IP-gegevens naar verdachte. Laatstgenoemde reageert met: "jaja, mijn bots zijn bezig maaahhhnnn", waarna medeverdachte [verdachte De V] hem nogmaals vraagt nog even mee te helpen (blz. 98).
De rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte ook deze aanval op geenstijl.nl, via de server van Garnier Projects B.V., tezamen en in vereniging met anderen heeft uitgevoerd.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de schade aanzienlijk minder groot zou zijn geweest indien de betreffende internet service providers hun netwerken beter op orde hadden gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is dit in het geheel niet relevant nu verdachte en zijn mededaders voormelde ddos-aanvallen doelbewust hebben uitgevoerd. De stelling is overigens volstrekt niet onderbouwd en moet om die reden reeds worden gepasseerd.
Reikwijdte artikel 161 sexies van het Wetboek van Strafrecht
De verdediging heeft terechtzitting tot slot aangevoerd dat verdachte ten aanzien van de feiten, indien bewezen, ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, aangezien hetgeen is telastgelegd geen strafbare feiten oplevert. De verdediging stelt zich kort samengevat op het standpunt dat het uitvoeren van een ddos-aanval slechts de toegang tot een site blokkeert, hetgeen niet valt binnen de delictsomschrijving als vermeld in artikel 161sexies, aanhef en onder 1 en 2, van het Wetboek van Strafrecht, dan wel artikel 350a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De uitvoering van een ddos-aanval wordt eerst strafbaar indien het voorgestelde artikel 138b van het Wetboek van Strafrecht kracht van wet heeft gekregen, aldus de verdediging.
Mocht dit betoog slagen dan zal naar het oordeel van de rechtbank vrijspraak moeten volgen, zodat de rechtbank dit verweer hier zal bespreken.
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verdediging miskent dat een ddos-aanval een zodanige overbelasting van een netwerk veroorzaakt, dat daardoor een stoornis in de gang of in de werking van dat werk optreedt als bedoeld in artikel 161sexies. Het netwerk kan zijn normale taak niet meer uitvoeren. Dat daarbij geen blijvende schade aan het netwerk zelf wordt toegebracht, kan daaraan niet afdoen.
In de onderhavige gevallen zijn ddos-aanvallen gedaan op specifieke websites. De netwerken van de internet service providers waar deze websites worden of werden gehost of delen daarvan zijn tengevolge van de ddos-aanvallen gedurende kortere of langere tijd uitgevallen, waardoor geen communicatie met (die delen van) dat netwerk meer mogelijk was. Niet alleen de specifieke doelen van de ddos-aanvallen, te weten de aangevallen sites van de overheid en geenstijl zijn getroffen, maar ook andere overheidssites en klanten van de internet services providers en hun (potentiële) klanten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen voldaan aan het bepaalde in artikel 161sexies, aanhef en onder 1 maar ook aan het bepaalde onder 2. Het betoog van de verdediging gaat dan ook niet op.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Strafmotivering
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het uitvoeren van meerdere Distributed Denial of Service aanvallen oftewel ddos-aanvallen gericht op verschillende websites. Bij dergelijke aanvallen wordt met behulp van zogenaamde bots vanaf computers van derden, een dusdanige hoeveelheid aanvragen bij de betreffende websites gedaan dat deze websites niet meer of slechts met een aanzienlijke vertraging te bereiken zijn.
Tengevolge van de ddos-aanvallen zijn de netwerken van de betreffende internet service providers gedurende kortere of langere tijd geheel of gedeeltelijk uitgevallen.
Door het handelen van verdachte en zijn mededaders is ergernis ontstaan en hebben de eigenaren van de websites als ook de hostingproviders en andere klanten schade geleden. Naast de financiële gevolgen, brengen een onbereikbaarheid en vertraging van websites een slecht imago met zich mee voor de websites zelf en ligt de dienstverlening stil. Bovendien wordt de bezoekers van de websites informatie onthouden, doordat zij tijdelijk of voor langere tijd de desbetreffende websites niet kunnen bezoeken. De materiële en immateriële belangen van particulieren, instellingen en bedrijven bij een behoorlijk functionerend internet zijn groot. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun acties deze belangen ernstig veronachtzaamd. Daar komt nog bij dat voor de betreffende aanvallen de computers van een groot aantal anoniem gebleven derden zijn misbruikt. Ook dit getuigt van weinig respect voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat naar alle waarschijnlijkheid niet alle daders van de aanvallen zich voor de rechter voor deze feiten moeten verantwoorden.
Verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden niet eerder veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 20 januari 2005 van het psychologisch-pedagogisch onderzoek, opgemaakt en ondertekend door dr. P.E.M. Leenaars, gezondheidszorgpsycholoog, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Betrokkene is in psychologisch opzicht egocentrisch, onvolwassen en kinderlijk, heeft oppervlakkige en onvolwassen relaties, is verhoogd krenkbaar en overschat zichzelf en neemt weinig verantwoordelijkheid voor eigen gedrag. Er lijkt tevens een loochening van eigen agressie te bestaan, waarbij betrokkene door ongeloof ongrijpbaar wordt en zich slechts als de onschuldige toeschouwer presenteert. Dit zou betekenen dat er ook antisociale kanten in de persoonlijkheid in ontwikkeling zijn. De gedragsstoornis en de dreigende scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij een onvoldoende uitgerijpt gevoelsleven, de verhoogde krenkbaarheid met bedekte grootheidsfantasieën, een gebrekkige empatisch vermogen, de lacunaire gewetensontwikkeling en de kwalitatieve beperkingen in de sociaal emotionele interactie, hebben invloed gehad op het uitvoeren van de tenlastegelegde feiten.
Op grond van bovenstaande gedragsbeschrijving kan betrokkene vanuit psychologisch oogpunt als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd worden. De kans op herhaling van soortgelijke feiten is aanwezig.
Betrokkene kende de mededaders slechts oppervlakkig, veelal alleen via internet. In zijn beleving wordt hij door deze internetvrienden gewaardeerd door zijn kennis en creativiteit op het terrein van de informatietechnologie. De slechte communicatie tussen ouders en betrokkene hebben ertoe geleid dat betrokkene zijn eigen gang is gegaan en zijn ouders niet heeft betrokken bij zijn problemen. Betrokkene is gaandeweg vervreemd van het gezin, voelde zich er niet thuis en zocht aansluiting bij anderen, zoals de internetvrienden.
Ter preventie van herhaling van strafbare feiten en ter voorkoming van de reeds in gang gezette verdere ontwikkeling van de persoonlijkheidsproblematiek verdient het aanbeveling om betrokkene naast een eventuele onvoorwaardelijke straf, een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarde het volgen van een ambulante psychotherapeutische behandeling bij een instelling zoals de Viersprong in Halsteren.
Anderzijds zou de behandeling gericht moeten worden op het herstellen van het contact en de communicatie tussen ouders en betrokkene, hetgeen inhoudt dat een systematisch behandeling plaatsvindt, met name ook gericht op de boosheid die betrokkene richting moeder en broertje heeft.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport raadsonderzoek strafzaken van het vervolgonderzoek (met bijlagen) van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Breda d.d. 22 februari 2005, opgemaakt en ondertekend door M. van Bruggen, raadsonderzoeker en mede ondertekend door J. van de Schoor, teamleider, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Er is sprake van medewerking en bereidheid van de ouders en [verdachte H] aan de hulpverlening en de gesprekken met de Raad. De ouders laten een grote betrokkenheid zien zonder dat zij de realiteit van de strafbare feiten en de consequenties die daaraan verbonden zijn uit het oog verliezen. De Jeugdreclassering heeft bemoeienis in het kader van schorsingsvoorwaarden in de andere strafzaak waarvan [verdachte H] verdacht wordt. Omdat de effecten van beide strafzaken zoals hulp en onderzoek door elkaar lopen, alsmede de korte termijn waarin uitspraken worden verwacht, is het rapport toegevoegd. De Raad adviseert [verdachte H] jeugdreclassering met daarbij behandeling in het psychotherapeutisch centrum de Viersprong op te leggen. Naast bovengenoemde meent de Raad dat een voorwaardelijke jeugddetentie zeker aan de orde is en verzoekt deze op te leggen met een proeftijd van twee jaar. Verder adviseert de Raad [verdachte H] een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Een leerstraf zou teveel aan belasting kunnen betekenen gezien zijn behandeling in "de Viersprong".
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het rapport van de Forensische Psychiatrische Dienst Breda/Middelburg d.d. 23 februari 2005 van het psychiatrisch onderzoek, opgemaakt en ondertekend door G.A.H. Bonroy, kinder- en jeugdpsychiater.
Dit rapport is geschreven in het kader van een andere strafzaak, aanhangig gemaakt bij de rechtbank in Breda, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Er zijn aanwijzingen voor de ontwikkeling van een persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis in ontwikkeling wordt bij betrokkene gekenmerkt door sterke narcistische en passief-agressieve kenmerken. De ego-identiteitsontwikkeling is deficitair, waarbij de persoonlijkheidsstructuur gekenmerkt is door een onvolwaardige emotionele ontwikkeling (rijping met kenmerken van egocentrische, beperkte sociale relatievorming, (objectrelaties), verhoogde narcistische krenkbaarheid en een onvermogen om verantwoording op te nemen voor eigen gedrag. De cognitieve ontwikkeling van betrokkene kan als bovengemiddeld worden aangeduid.
De boven beschreven persoonlijkheidskenmerken waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Hij heeft onvoldoende adequaat copingsgedrag ontwikkeld om met krenking, kritiek en frustraties te kunnen omgaan. Op grond van bovenstaande gedrag en persoonlijkheidsbeschrijving kan betrokkene als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De kans op herhaling is aanwezig. Betrokkene kende de mededaders relatief oppervlakkig. Betrokkene functioneert relatief vervreemd van het eigen gezin, teruggetrokken als hij leeft in zijn kamer in het internetcircuit. Dit leidde tot een zeer beperkte pedagogische interactie en een soort "kokervisie" op de maatschappij.
Ter preventie van herhaling van de ten laste gelegde feiten en ter voorkoming van de reeds in gang gezette verdere ontwikkeling van de persoonlijkheidsproblematiek, verdient het aanbeveling om betrokkene naast een eventuele onvoorwaardelijke straf, een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarde het volgen van psychotherapeutische ambulante behandeling, waarbij ook het gezin betrokken is. Dit kan geschieden vanuit de Viersprong te Halsteren.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte uit voornoemde rapporten over en maakt deze tot de hare en zal de gegeven adviezen opvolgen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de straf die verdachte op 3 maart 2005 opgelegd is door de kinderrechter te Breda en daarmee rekening gehouden bij de bepaling van de strafmaat in deze zaak.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden zijn. Om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden ziet de rechtbank voorts aanleiding aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van de de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt behandeling in het psychotherapeutisch centrum de Viersprong in Halsteren.
Zowel de verdachte op 3 maart 2005 opgelegde werkstraf alsook de als bijzondere voorwaarde opgelegde behandeling die ook de nodige tijdsinvestering van verdachte zal vergen hebben de rechtbank ertoe gebracht een aanzienlijk lagere werkstraf dan gevorderd op te leggen.
De inbeslaggenomen goederen
Met betrekking tot het inbeslaggenomene vermeld op de beslaglijst genummerd 1 en 2, overweegt de rechtbank dat dit voorwerpen betreft die aan verdachte toebehoren en met betrekking tot welke de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, zodat zij daarvan de verbeurdverklaring zal gelasten.
Vordering tot schadevergoeding
[benadeelde partij] (Garnier Projects B.V.), p/a [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 41.080,-.
Daar de benadeelde partij slechts een kopie van het voegingsformulier benadeelde partij heeft ingediend en uit het proces-verbaal, nummer 1509/2004/1823, betreffende het nader verhoor van aangever [benadeelde partij] kan volgen dat de benadeelde partij slechts een kopie heeft ingediend ter toelichting op de door de benadeelde partij geleden schade, meent de rechtbank, nu zich in het dossier tevens geen origineel voegingsformulier bevindt, dat Garnier Projects B.V. niet heeft bedoeld een vordering tot vergoeding van de geleden schade in te dienen.
Voorzover dit anders mocht zijn, is naar het oordeel van de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding, aangezien de gegrondheid van de schadeposten niet zonder nadere gegevens kan worden vastgesteld. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering en deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 33, 33a, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 161sexies van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 primair telastgelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daardoor stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst ontstaat, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor verlening van diensten te duchten is, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 29 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
in verzekering gesteld op 09 november 2004;
in voorlopige hechtenis gesteld op 12 november 2004;
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 08 december 2004;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
en voorts tot:
jeugddetentie voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt behandeling in het psychotherapeutisch centrum de Viersprong in Halsteren;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
en tot:
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 100 uren;
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 2;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] (Garnier Projects B.V.) niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen kinderrechter, voorzitter,
C. Wapenaar, kinderrechter,
en H.A.G. Nijman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Vugt, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2005.