ECLI:NL:RBSGR:2004:AR2283
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.E. Dettmeijer-Vermeulen
- N.B. Verkleij
- J.G.J. Brink
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak rond doveninstituut Effatha
De Rechtbank 's-Gravenhage heeft op 16 september 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje in de nabijheid van het doveninstituut Effatha. Tijdens de terechtzitting op 3 september 2004, die achter gesloten deuren plaatsvond, was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. van der Heijden. De officier van justitie, mr. G.J.A.M. Rasker, eiste een leerstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand met een proeftijd van twee jaar, inclusief begeleiding door de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep.
De rechtbank heeft de telastlegging, zoals vermeld in de dagvaarding, beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
In de zaak was ook een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij aan de orde. De verdachte en zijn raadsman betwistten deze vordering, aangezien de raadsman stelde dat de feiten niet bewezen konden worden. De rechtbank wees de vordering tot schadevergoeding af, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer jeugdstrazzaken, bestaande uit drie kinderrechters, en is op dezelfde dag openbaar gemaakt.