ECLI:NL:RBSGR:2004:AR2283

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.920040.04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak rond doveninstituut Effatha

De Rechtbank 's-Gravenhage heeft op 16 september 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje in de nabijheid van het doveninstituut Effatha. Tijdens de terechtzitting op 3 september 2004, die achter gesloten deuren plaatsvond, was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. van der Heijden. De officier van justitie, mr. G.J.A.M. Rasker, eiste een leerstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand met een proeftijd van twee jaar, inclusief begeleiding door de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep.

De rechtbank heeft de telastlegging, zoals vermeld in de dagvaarding, beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

In de zaak was ook een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij aan de orde. De verdachte en zijn raadsman betwistten deze vordering, aangezien de raadsman stelde dat de feiten niet bewezen konden worden. De rechtbank wees de vordering tot schadevergoeding af, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer jeugdstrazzaken, bestaande uit drie kinderrechters, en is op dezelfde dag openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.920040.04
rolnummer 0004
’s-Gravenhage, 16 september 2004
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte] [verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 3 september 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. van der Heijden, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. G.J.A.M. Rasker heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem telastgelegde wordt veroordeeld tot een leerstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie en voorts tot jeugddetentie voor de duur van 1 maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de Waag.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij], ingediend door haar wettelijk vertegenwoordiger [wettelijk vertegenwoordiger], hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,--
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 5.000,--, subsidiair 14 dagen jeugddetentie ten behoeve van de benadeelde partij genaamd
[benadeelde partij].
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is telastgelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Vordering tot schadevergoeding
[benadeelde partij], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze
strafzaak en haar wettelijk vertegenwoordiger [wettelijk vertegenwoordiger] heeft, namens haar, een vordering ingediend tot een voorschot van de geleden immateriële schade voor een bedrag van € 5000,--.
De verdachte en de raadsman hebben de vordering van de benadeelde partij betwist nu volgens de raadsman de aan verdachte telastgelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst af de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij], [adres].
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter, kinderrechter,
mr. N.B. Verkleij, kinderrechter,
mr. J.G.J. Brink, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van M.E. Bruins, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2004.
Mr. J.G.J. Brink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.